erwinmarianne.reismee.nl

Nieuwe foto's en verhaal uit de Amazone

Was de Facebook link vergeten aan te zetten in het verhaal 'de grote gok'. Dus nu even deze link voor al onze Face Book vrienden.

Nieuwe foto's en verhaal uit de Amazone

Was de Facebook link vergeten aan te zetten in het verhaal 'de grote gok'. Dus nu even deze link voor al onze Face Book vrienden.

De grote gok

De grote gok

‘Excellent spot!’, complimenteert Javier Erwin als die van schrik een halve meter opzij springt terwijl een oranje slang tussen zijn rubberlaarzen door kronkelt. Gewapend met zaklampen maken we een nachtwandeling in het Amazone woud. In het donker op zoek naar alles wat we eigenlijk niet willen tegenkomen. Javier lokt enthousiast met een stokje een 10 centimeter grote tarantula uit zijn schuilplaats, terwijl de vleermuizen geschrokken om onze oren suizen. Bij terugkomst in de lodge schuiven we onze laarzen in elkaar om te voorkomen dat we de volgende ochtend ongenode gasten hebben. We wachten onder het genot van een biertje tot het water het weer doet en spoelen dan een warme, vochtige maar overweldigende eerste dag in de Amazone van ons af en duiken onder onze klamboe in bed.

De reis hier naar toe voelde al zo bijzonder. Na de vlucht van Quito naar Coca, met spectaculaire uitzichten op de Andes en de Amazone, stappen we in een smalle lange motorboot en varen we in 2,5 uur zo’n 100 kilometer over de Rio Nappa. Over deze rivier is ooit Ecuador door de Spanjaarden ontdekt en nu varen wij hier. Hij ontspringt in de Andes bij de grootste vulkaan van het land, de Cotopaxi, en loopt door tot ver in Peru. We laveren om alle zandbanken, eilandjes en boomstronken heen. Daarna lopen we een kwartier over land om dan over te stappen in een kleine kano en peddelend komen we via smalle kreken bij de lagoon waar de Sani Lodge ligt. Onze kano glijdt stil door het zwarte water en de eerste aanblik is fenominaal. De zon strijkt over de puntdaken van palmbladeren. Onze houten huisjes liggen verscholen in de overweldigende groene natuur. Ik kan me geen vredigere plek bedenken. Het is volkomen stil op de meest vreemde vogelgeluiden na. Bladeren zo groot als ik ze nog nooit gezien heb, kolibries, toekans, knalblauwe vlinders, schildpadden die liggen te zonnen, felgekleurde bloemen en libellen. Sofia, de huisvogel verwelkomt ons nieuwsgierig net als de manager die ons met een snack en een fruitcocktail met rum opwacht op de steiger. Dit voelt als het paradijs.

Onze gids Javier is opgegroeid in de Sani gemeenschap, een groep van circa 40 Amazone Indianen families, die hier leven en deze lodge zelfstandig runnen. Van de opbrengst laten ze jongeren uit de gemeenschap studeren. Javier is een van hen. Hij heeft naast zijn kennis van de natuur in dit gebied, ook biologie gestudeerd in Amerika. Als een Sani jongere na zijn of haar studie terug komt in de gemeenschap wordt er een passende baan gecreëerd. Zo is Javier een van de belangrijkste gidsen in de lodge, anderen komen terug als arts of docent. De lodge is voor deze Indianen de manier om zichzelf, geheel zonder overheidssteun, te ontwikkelen. Het ontstaan van de lodge is een grote gok geweest. De Sani’s sloten een deal met de oliemaatschappij die hier olie wilde exploiteren; het bedrijf mocht 6 maanden op hun land naar olie zoeken, mits ze de bouw van de lodge financierde. Wat de Sani’s er niet bij vertelden dat iemand een oom had die bij de oliemaatschappij werkte en die redelijk zicht had op hoe de olie in de aardlagen zat. Volgens hem zat er geen olie op Sani land. De maatschappij zocht zes maanden en vond niks en...de lodge was klaar. Later bleek dat er precies in de bodem van de prachtige lagoon van de Sani lodge olie zit, maar daar werd destijds niet gezocht omdat op die plek tegelijkertijd de bouw van de lodge plaats vond. Mazzel in het kwadraat en gelukkig is dit prachtige stuk land zo bewaard gebleven.

De volgende ochtend staan we om 5 uur op en zitten we, samen met Javier, Engelsman Jeremy en zijn Amerikaanse vriendin Kate, nog in het donker aan het ontbijt. Vogels kijken doe je vroeg. We klimmen een 60 meter hoge toren op. Zo bereiken we een platform dat tussen de takken van een enorme Ceibo boom is gebouwd. Voor het Sani volk is dit een heilige boom, omdat hij door zijn hoogte de aarde met de hemel verbindt. We kijken over alle boomtoppen heen, zo ver als je blik gaat zie je groene jungle. Wow! Je begrijpt meteen waarom het Amazone woud een van de belangrijkste zuurstofleveranciers van de aarde is. Het is zo immens groot. Ik voel me nietig. Javier leert ons allerlei vogels spotten, zeker twee uur turen we door verrekijkers naar de meest magnifiek gekleurde vogels. Meer dan 600 soorten hebben ze hier. Als we terug peddelen steekt boven ons hoofd in het groene bladerdek een groep van wel 50 kleine Doodshoofdaapjes de kreek over. Ze verraden zichzelf door het geritsel van de bladeren.

Tijdens onze hikes zien we wandelende palmbomen, exploderende bloemen en horen een paddestoel zingen. Javier kennis van de natuur is onuitputtelijk en hij laat ons van de ene verbazing in de andere vallen. Zo wijst hij ons op een boomstam een grote mot aan die overgenomen is door een paddestoel. Hij is nog half mot en al half paddestoel. Zodra een insect op deze paddestoel gaat zitten, dringt de paddestoel in het ‘brein’ van het insect en neemt het over. Zo zorgt hij er eerst voor dat het insect niet meer kan vliegen en verdwaasd naar de grond gaat, daarna laat hij hem 1 a 2 meter in een boom klimmen en dan neemt hij alles over en wordt het insect langzamerhand verzwolgen door de paddestoel. Op deze manier verspreidt de paddenstoel zich. Bizar verhaal, het lijkt wel of we midden in een natuurdocumentaire zijn beland. Het is leuk om dit in zo’n klein groepje te beleven, Jeremy en Kate zijn net als wij natuurliefhebbers en gelukkig ook niet te flauw. Twee wiskundigen met humor en als Kate ook nog prachtig blijkt te kunnen zingen kan het niet meer stuk.

Later op de dag tijdens een 3 uur durende hike doet het regenwoud zijn naam eer aan. We halen de poncho’s uit de rugzak, Javier noemt ze gekscherend onze ‘best friends’. We worden ondanks dat toch tot op de laatste draad van onze onderbroek kletsnat, maar het geeft niets. Het is fantastisch om in de stromende regen door de jungle te struinen, te balanceren over natte boomstammen, knaloranje boomwortels te zien tussen de glibberige bruine blubber, de lianen opzij te duwen en de aardse geuren op te snuiven. We verbazen ons over bomen die op stelten lijken te staan, bomen die een raketvorm hebben en bomen die kaarsrecht de hemel inschieten. Wat een machtige wereld om te ontdekken!

Javier neemt ons ook mee naar de Sani gemeenschap. We bekijken de plantages, kauwen vers zoethout, drinken chicha (gefermenteerde drank uit de yuca plant) en krijgen een lokale lunch voorgeschoteld: in palmbladeren bereide vis, gepofte zaden die eruit zien als kippenhersenen, gebakken banaan en voor de liefhebbers een saté van wormen. Alles smaakt prima, alleen de insecten laten we aan ons voorbij gaan. Daarna doen we een wedstrijdje blaaspijp schieten met pijlen van hout met een bolletje katoen als staart. Hiermee werd vroeger gejaagd, de pijlen waren dan in gif gedoopt. Wij houden het bij het neerschieten van een banaan. Een argeloos passerende kip kan zichzelf nog net het vege lijf redden. Daarna varen we met de boot naar een huis van een van de families. Een open vuur, de watervoorziening is gewoon opgevangen regenwater, een baby in een hangmat. Simpel levend bij de dag, alles met elkaar delend, ze kennen geen jaloezie, want iedereen heeft hetzelfde. Met de Sani lodge als belangrijk gemeenschappelijk bezit. Hoe zal het hier over 20 jaar zijn?

Nog een laatste keer dobberen we op de lagoon. Wat zullen we het geluid van de vogel die klinkt als een waterdruppel missen. We kunnen hier alleen maar fluisteren. Zo mooi, zo stil...

Runa Tupari

Vijf stappen heb ik nodig om van de rand van de, door Sjamanen aangelegde, zonnewijzer naar het middelpunt te lopen. Daar pakt Amber mijn handen vast en drukt me op het hart dit nummer nooit te vergeten want ik heb het nodig om te kunnen reïncarneren. Amber staat heel dicht bij de natuur en is zeer spiritueel. Lopend naar de waterval vertelt ze dat de bomen hun voorouders representeren. Ze laat ons zien hoe je bladeren aan mag raken, heel zacht tussen wijsvinger en duim, zodat je niks beschadigt. De natuur geeft ons alles wat we nodig hebben in het leven, maar we moeten de natuur met liefde benaderen. Op dit pad naar de heilige waterval vragen verliefde mannen hun vriendin ten huwelijk. Als ze ja zegt loop je samen door naar de waterval om een bad te nemen en zo voorspoed te vragen voor je relatie. Als ze nee zegt dan loopt de man alleen naar de waterval en neemt een bad om geen liefdesverdriet te krijgen. Dit onder het motto dat je problemen direct moet oplossen anders straal je negatieve energie uit die de natuur dan weer beschadigt. Dat is een visie die me aanspreekt, niet jaren doortobben maar uithuilen onder de waterval en door! Het is verrijkend om te horen hoe Amber in het leven staat met de natuurgodsdienst van de Indianen als leidraad. Het is zo anders dan het Christendom, Islam of Boeddhisme. Dit is een manier van geloven die voor ons nog echt nieuw is en waarin Amber ons een dag lang in meeneemt. Wat we direct gemeen hebben is onze liefde voor de natuur en de rustgevende werking die er vanuit gaat. De Andes Indianen gaan daarin echter veel verder dan wij in het Westen. Zowel Amber als Antonio, de gids waar we een dag later mee rondom het prachtige kratermeer Cuicocha lopen, vertellen bij alle planten die we tegen komen wat de medicinale werking is. Zo is er zelfs een plantje tegen de effecten van hoogteziekte. We staan dan inmiddels wat kortademig op de kam van de krater op 3.400 meter hoogte en verpulveren dus voor de zekerheid maar wat blaadjes en bolletjes van dit plantje tussen onze handen en ruiken er drie keer aan. De Cuicocha is nog actief, 5 jaar geleden heeft hij voor het laatst giftig gas geborreld, maar nu ligt hij rustig mooi te zijn, omringd door andere vulkanen. We hebben prachtig helder weer en kunnen de sneeuw zien liggen op de vijfduizender Cotacachi. Wat een fantastische wandeldag!

We dompelen op alle fronten onder in het leven van de Andes Indianen in Otavalo. We slapen 3 nachten bij een familie in Morochos, een kleine agrarische gemeenschap hier in de buurt. Naast dat ze hun land bewerken is onze gastheer Antonio violist in een Ecuadoraanse band, is hij gids en verdienen ze wat bij door hun huis open te stellen voor mensen als wij. We slapen in een klein knus huisje op hun land waar we 's ochtends gewekt worden door de haan of het gezellige geknor van het varken dat onder ons raam oude maïsstengels staat te verorberen. Op de middag dat we bij hen aankomen, is Rosa aan de was. Met een gezin met 7 mensen is dat een middagvullende taak. Alles op de hand buiten op de stenen wastafel. We helpen mee met spoelen, wringen en ophangen en ik mijmer ondertussen over Miele wasmachines. De oudste dochter vertelt als eerste dat ze morgen acht wordt en hangt direct om onze nek voor een knuffel. We spelen met de kinderen buiten, schillen tussen door de aardappels, repareren stekkerdozen en uiteindelijk genieten we samen van de maaltijd; rijst met tuinbonen en een heel klein gehaktballetje. Voorafgegaan door de traditionele aardappelsoep, die door oma op het houtvuur buiten is klaargemaakt. Oma is 83 en stiefelt met haar kromme benen en op haar blote voeten rond, terwijl het hier toch niet echt warm is. Ze eet liever niet mee met ons omdat ze niet gewend is om aan tafel te eten. In haar ogen moderne fratsen. Ze slaapt ook op een matje op de grond in een hoek van de kamer. Antonio vertelt dat hij haar niet meer omgepraat krijgt om in een bed te gaan liggen.

Met 2 woordenboeken, mijn kleine beetje Spaans en het kleine beetje Engels van Antonio, een heleboel foto’s en de ontwapende communicatie van de 3 dochters komen we samen toch een heel eind.

We bezoeken een aantal gezinnen in verschillende kleine gehuchten, die ons laten zien hoe ze matten van riet vlechten, de traditionele poncho’s weven, sieraden van zaden uit planten maken en panfluiten produceren. Ze zijn trots op hun werk en laten het graag zien zonder dat je meteen een koopverplichting voelt. Dat is erg prettig. De Otavalo regio is bekend om deze producten en vandaar dat hier op zaterdag ook een van de grootste markten van Zuid-Amerika is. We dwalen een middag tussen de stallen door en vergapen ons aan alle spullen. Maar we hebben een doel: een verjaardagscadeautje voor de oudste dochter kopen. Gewapend met een armbandje voor haar, een voetbal en twee kleurboeken met kleurpotloden voor hen alledrie keren we huiswaarts. De stralende gezichtjes zijn goud waard!

Na 3 indrukwekkende dagen hier in het noorden nemen we afscheid van ‘onze’ familie. In de bus terug naar Quito hebben we 100 kilometers de tijd om na te genieten van dit een mooie initiatief, Runa Tupari. In de lokale taal, Quicha, betekent het “ontmoet de lokale mensen”. Dit is een vereniging van Indianen waarmee ze o.a. samen een tour operator op hebben gericht, die alleen maar gebruik maakt van de lokale mensen als gidsen of als families om bij te overnachten. Natuurlijk verbetert het in eerste instantie hun inkomen, daarnaast ontstaat er door de ontmoetingen meer begrip voor hun manier van leven en weten ze zelf beter de balans te vinden tussen de uitdagingen van de moderne tijd en het behouden van de eigen identiteit. Wij leren van hen, zij leren van ons. Zo hoort toerisme te zijn. Deze ontmoeting was een machtig mooi begin van onze reis. Onze volgende bestemming is de Amazone jungle.

8. Op bezoek bij de lelijkste man van Italië

Kaltern is zo'n dorp waar ik van hou. Je loopt naar de kerk en daar om heen vind je alles wat je nodig hebt; het dorpshotel, de wijnbar, een restaurant, de Italiaanse ijssalon en de bank om al die genoegens ook mogelijk te maken. Alles wat het dorp te bieden heeft ligt rondom de fontein gerangschikt. Ongecompliceerd eenvoudig. Zoals we dat al meer dan drie weken meemaken in alle kleine gehuchten waar we overnachten. Waar de mensen nog oprecht geïnteresseerd zijn in je verhaal. Waar je nog het vette Zuid-Tiroolse taaltje hoort. Waar je nog Kaiserschmarren eet; reepjes eierpannekoek met preiselbeeren of appelcompote erbij geserveerd. "Wat voor Schmarren zijn dat?", riep de keizer destijds boos naar zijn kok toen hij de in kleine stukjes uiteengevallen pannenkoek als dessert geserveerd kreeg. "Hele speciale, heer", antwoordde de slimme kok snel; "Het zijn Kaiserschmarren", waarna de keizer zeer tevreden zijn kapotte pannenkoek oppeuzelde." Kaltern is zo'n dorp waar iedereen nog meeloopt in de begrafenisstoet van een dorpsgenoot. Daarna zitten de kroegen afgeladen vol, want het was 'unne goeie' en daar moet op gedronken worden. Wij heffen in diezelfde kroeg het glas op onze laatste wandeldag, dinsdag 22 juli. Het lopen zitten erop. Van Landsberg am Lech in Duitsland naar Kaltern in Italië, 350 kilometer op de Via Claudia Augusta, 2 dagen de Zugspitze beklimmen en een dagje klauteren op de Höheweg bij Naturns, 12.000 hoogtemeters, 22 verschillende slaapplaatsen in 26 vakantiedagen. Vanaf hier reizen we verder met de bus en trein naar Trento waar we nog twee dagen gaan reïntegreren in het stadse leven voordat we terug naar Breda reizen. Ik heb er speciaal mijn meest stadse t-shirt -van de 3 die ik bij me heb- voor gewassen; die met het kraagje. Het is dat of uit eten gaan in mijn poncho, zoals Erwin fijntjes voorstelde. We hebben maandag 21 juli al een dagje in de stad geoefend in Bozen / Bolzano. De hittegolf van de afgelopen week moest natuurlijk eindigen in een onweersdag. We hadden van het hotel in Naturns een gratis 7 dagen openbaar vervoer pas gekregen. Raar eigenlijk, Itali? beleeft al jaren een economische crisis, maar je reist er dus regionaal gratis met bus en trein en zelfs Wifi is in heel Zuid-Tirol gratis. Service waarvoor je ook best zou willen betalen. Maar dat zie ik natuurlijk helemaal verkeerd, probeert een onderneemster in Schluderns me te overtuigen. De crisis ligt alleen maar aan de politici en 'die Italiener', zegt ze gedecideerd. Daar gaan de ambtenaren al met hun 50ste met pensioen, regeert de maffia, laten mensen zich rente vooruit uitbetalen -interessant financieel model- en willen ze alleen nog maar werken van 9 tot 5. "Uh, maare...Zuid-Tirol is toch ook Italië?", probeer ik voorzichtig. Jawel, maar nog maar kort en wij zijn hier in Zuid-Tirol echt heel anders dan in Italië, orakelt ze verder terwijl ze ondertussen geroutineerd onze rekening in een wit en een zwart deel splitst en ons met contant geld laat betalen. "Hadden we nog maar het Habsburgse rijk", verzucht ze tenslotte, "Dat waren nog eens tijden!" Maar goed, we treuren op maandag dus niet om de regen, stoppen ons wandelboekje weg en stappen met onze gratis openbaar vervoerpas opgewekt in de bus naar Bozen. Daar bezoeken we Ötzi, the Iceman. Na Ludwig, de mooiste man van Duitsland, is Ötzi verreweg de lelijkste man van Italië. Bijzonder intrigerend vind ik het! 5.300 jaar ligt zo'n man uit de Kopertijd in een gletscher op 3.200 meter hoogte en dan zijn er in 1991 twee amateur bergbeklimmers die hem per toeval vinden. Ze dwalen wat van het normale pad af en doen een vondst van grote archeologische waarde. Ik stel me zo voor dat die vrouw tegen haar man gezegd heeft: "Ik ga daar even achter die struik een plas doen" en dan tegen de arm van Ötzi aanloopt... Wat me zo aanspreekt aan de opzet van dit museum is dat het maar over het leven van één man gaat. Door het zo klein te maken, wordt het indrukwekkend groot. Zijn kleding, zijn wapens, zijn rugzak, alles is zo goed bewaard gebleven. Zo leren we dat hij een soort kousen van wolvenvellen droeg, die hij aan primitieve jarretels had vastgeknoopt met gras. En de vorm van zijn rugzak lijkt wonderwel veel op onze moderne Osprey rugzakken. Gaaf wat ze met röntgen, DNA en allerlei andere onderzoekstechnieken te weten zijn gekomen over Ötzi. Echt een gezonde levensstijl had hij niet. Hij at te vet, had een versleten knie, artrose in zijn heup, was lactose intolerant, had de ziekte van Lyme en werd geplaagd door vlooien. Op zijn 45e is hij in die gletscher neergeschoten met een pijl, waardoor hij met zijn hoofd op een steen viel en overleed aan een hersenbloeding. Nu ligt hij dus in een vriescel in Bozen en kun je hem door een ruit bekijken. Ongelooflijk dat de huid en alles zo goed bewaard is gebleven. Daarna kun je een replica van Ötzi bekijken, een pop waarbij ze alles wat ze over Ötzi weten gebruikt hebben om hem na te maken. Spuuglelijke man, maar hij is zo levensecht gemaakt dat je bijna tegen hem gaat praten. Je ziet hem zo door die gletscher lopen. Zouden mensen over 5.300 jaar ook zo naar één van ons staan te kijken en zich net zo verwonderen als ik nu?

7. Sonnensteig

Na de Rechsensee in Zuid-Tirol gaat het roer drastisch om bij de Romeinen. Liepen we de laatste twee weken alleen maar naar het zuiden, nu wordt west-oost de nieuwe koers. Ik geef ze geen ongelijk als je de vier-duizenders op je af ziet komen. Machtig om naar te kijken, maar om daar nu met je strijdwagens over heen te trekken... Na regen komt zonneschijn. Na heel veel regen, komt heel veel zonneschijn. Na slagregen, komt een hittegolf. Kortom, de poncho en de zonnebrandcreme hebben van plaats gewisseld in de rugzak. Waar strandgangers nog ieder uur op hun handdoekje moeten omdraaien om aan beide kanten bruin te worden krijgen wij dat er vanzelf bij. Als je naar het oosten loopt kleurt 's ochtends de zon je neus en 's middags mikt hij op je kuiten. Gelukkig werkt onze zonnebrandcreme als een zonnetje. Helaas is op dit stuk van de route, van Schulderns naar Naturns, de oude Romeinse weg inmiddels begraven onder asfalt. Daarom volgen we drie dagen de Sonnensteig. "Bravo!", zegt de eigenaresse van het zonnig geel gekleurde Gasthof in Schluderns als we met 34 graden Celsius toch onze 22 kilometer op de Sonnensteig weer volbracht hebben. Ergens vandaag hebben we ook onze 8.000ste hoogtemeter van deze tocht gemaakt. Ze begint onmiddelijk met het inschenken van een wit biertje en we krijgen als enige een tafeltje in de schaduw op haar terras. "Waar lopen jullie in godsnaam naar toe?" vraagt de volgende dag de wijnboer van Köfelgut, over wiens erf de Sonnensteig loopt. Als we Schlanders zeggen, kijkt hij bezorgd en zegt: "Kom eerst maar eens binnen, dan praten we erover." In zijn koele wijnkelder trekt hij direct een fles Gewürztraminer open en schenkt twee glazen vol voor ons. Want praten zonder wijn komt in zijn wereld niet voor. Even denk ik nog "Is dit verstandig met 35 graden en nog 10 kilometer te gaan?", om vervolgens deze gedachte ook maar weer als sneeuw voor de zon te laten verdwijnen. De wijnboer probeert ons eerst over te halen om niet over die kale hete berg te gaan lopen, haalt uiteindelijk zijn schouders op en vervolgt met een grijns; "Als je lijken onderweg tegenkomt dan zijn die van jullie voorgangers en niet van de Romeinen." Daarna zwaait hij ons vriendelijk doch hoofdschuddend uit. Tsja, de Sonnensteig is heet, erg heet. Het is een extreem droge berg, met alleen lage alpiene begroeiïng. In de routebeschrijving staat eigenlijk drie dagen lang hetzelfde 'gehen Sie am Hang entlang', vrij vertaald 'loop langs de bergwand'. Ik vind het een leuk klinkend Duits zinnetje en maak er een soort mantra van voor op de moeilijke momenten, als de hitte de rugzak zwaar maakt en de route lijkt te blijven stijgen. Am Hang entlang. Am Hang entlang. 4 lettergrepen, 4 stappen. En na 25 keer am Hang entlang ben je dan toch weer zo'n 70 meter verder. De Sonnensteig is ook een berg van mythes en sages. Zo waren er boselfen in dit gebied die de boeren hielpen hooien, maar zich niet aan mensen wilden binden. Totdat er natuurlijk toch een jonge boer verliefd werd op zo'n wonderschone elf en haar 's nachts vastbond met haar rechterbeen aan een boom. Hij hoopte dat ze dan deze keer niet zou verdwijnen in de schaduwen van de nacht. Maar de elf liet zich natuurlijk niet tegenhouden door een touw en verdween geruisloos. De boer was vanaf die nacht kreupel aan zijn rechterbeen. En tot aan de dag van vandaag is er volgens de legende nog altijd iemand in zijn familie die kreupel loopt. En zo zijn er nog een paar prachtige sages over dit gebied. Terwijl ik mijn petje opzet, vraag ik me af of dat zou komen omdat iedereen op deze berg een zonnesteek oploopt, waardoor de fantasie op hol slaat. Zonnesteek en Sonnensteig, in steenkolenduits ligt het dicht bij elkaar. In Schlanders is het feest als we aankomen. Schlanderse schlagers. Slapen bij 30 graden valt al niet mee, maar slapen met vals zingende Tiroler deernes is een te grote uitdaging. Dus werpen we ons in het feestgedruis. Ik probeer een zwalkende man in Lederhosen te ontwijken die maar niet lijkt te kunnen kiezen tussen mij en het stalletje met braadworsten. Het wordt het stalletje. Als rustpunt temidden van het festival vinden we een winkel van Sinkel waar een man in blauwe stofjas achter de toonbank staat. Omdat ons Zwitserse zakmes het vandaag begeven heeft, zoeken we een nieuwe. Afijn, er blijken wel 30 varianten te zijn. Zo is er bijvoorbeeld één met een paardenhoevenpulker. Ik mompel dat ik dat niet echt vaak denk te gebruiken. Oh, maar dan heeft hij nog wel een ander mooi exemplaar. Ik doe mijn best neutraal te blijven kijken als hij ons met trots een mes laat zien waar een soort kromme zaag aan zit waarmee je heel handig de buik van een konijn kunt opensnijden tijdens de jacht. Maar klantgericht als hij is merkt hij mijn lichte aarzeling op en zegt snel: "Maar je kunt met die kromme zaag ook dik plastic gemakkelijk doorsnijden." Pffff, gered! Uiteindelijk kopen we een zakmes waarmee je een appel kunt schillen. We lopen namelijk inmiddels door het fruitgebied. Erwin plukt handenvol overheerlijke wilde kersen. Onze vingers plakken van de suiker uit de vruchten, we hebben paarse lippen en doen wedstrijdjes pitten spugen. We lopen door eindeloze appelboomgaarden en langs zonovergoten wijngaarden. En over de koelere, met bomen omrande, Waalwegen, wegen die langs een oud irrigatiesysteem lopen waarmee de velden bewaterd worden. Maar het grootste voordeel van de hittegolf is dat de boeren hun sproeiers op het land hebben aangezet. Zo wordt het op de Sonnensteig toch nog een waterballet!

6. Trektocht

Trekken is.... ...De eerste stap zetten, ...En dan gewoon iedere dag verder gaan, ...Nooit een weg twee keer, ...Altijd vooruit, ...Iedere dag ergens anders slapen, ...Iedere dag ergens anders eten, ...Geen idee hebben waar je terecht komt, ...En ook geen moeite doen om dat verder uit te zoeken, ...Daarom soms zo aangenaam verrast worden, ...Iedere dag andere mensen ontmoeten, ...Iedere dag andere gesprekken, ...Zo min mogelijk in je rugzak bij je hebben, ...Nooit hoeven kiezen wat voor kleren je aantrekt, ...Iedere dag je wasje doen, ...Alles wat je bij je hebt ook echt gebruiken, ...Lunchen met een broodje, kaasje en vers fruit op een steen, ...En dat de lekkerste lunch ter wereld vinden, ...Versteld staan hoe ver je komt te voet, ...Gaan houden van je rugzak en je wandelschoenen, ...Je horloge af doen, ...Je laten leiden door het weer, ...Een half uur naar thermiekende roofvogels kunnen kijken, ...Genieten van de geur van hooi, natte aarde en kruiden, ...Stil worden van mooie uitzichten, ...Jezelf klein voelen tussen de bergen, ...Uren nergens aan denken, ...Soms nat zijn van de regen, ...Soms nat zijn van het zweten, ...Klimmen, afdalen, klimmen, afdalen, ...Lopen in een vaste kadans, ...Over boomwortels, steenslag, asfalt, rotsen, zachte dennennaalden, ...Iedere dag aankomen op je nieuwe bestemming, ...Jezelf belonen met een biertje.

5. Van Füssen naar Nassareith

Donderdag 10 juli komen we aan in Nassereith. Nee, we zijn niet verdwaald! Ook Oostenrijk kent een dorp met deze naam. We hebben er inmiddels 150 km Via Claudia Augusta opzitten waarvan een dikke 90 in Duitsland in 5 etappes. De laatste 60 kilometer dus in 3 loopdagen in Tirol in Oostenrijk. Gemiddeld zo'n 20 kilometer per dag. In Duitsland was het nog vrij vlak, hier in Tirol lopen we niet heel hoog, maar stijgen we toch makkelijk tussen de 500 en 800 hoogtemeters per dag. Vervolgens lopen we die er in de loop van de dag ook meestal weer af. We bivakkeren dus vaak ergens rondom de 1.000-1.100 meter hoogte. We lopen over de flanken van de bergen, over pasjes en door smalle dalen. Die smalle doorgangen zijn de plekken waar de Romeinen belasting inden bij iedereen die goederen over 'hun' weg transporteerden. De Romeinen krijgen natuurlijk de eer voor deze weg, maar de route is al veel langer in gebruik o.a. door de Kelten. Je kunt eigenlijk zeggen dat de Romeinen er een soort tolweg van maakten door hem te plaveien en te verdedigen. En ze verdienen ook wel een compliment als je bedenkt hoe lang die weg is en wat voor vernuft er voor nodig was. Er werden al echt landmetingen voor gedaan om hem toch maar zoveel mogelijk in een rechte lijn te laten lopen, hij waterde netjes af aan weerszijden en er is zelfs een stuk weg dat over een soort 'zwevende' boomstammen ging in een moerasgebied. Toch een gaaf idee dat je over een route loopt die al in 50 voor Christus in gebruik was. Veel sporen zie je daarvan niet meer terug. Alhoewel je kunt stellen dat veel dorpen langs de route hun bestaan te danken hebben aan de Romeinen. Deze van oorsprong Romeinse nederzettingen hebben vaak nog een Latijnse naam naast hun huidige Duitse naam. Ook een aantal middeleeuwse kastelen zijn gebouwd op de ruïnes van Romeinse burchten. Soort kasteelrecycling. De Zugspitze is kennelijk nog steeds boos op ons, want zodra we maar een voet in de haar omringende dalen zetten, laat ze het regenen en rolt ze een dik wolkendek over haar flanken uit. Weg is de panoramaweg! Nadat we dinsdag 8 juli bij de lunch al een droog shirt hadden aangedaan en vervolgens 's middags nog een keer tot op de laatste draad van onze onderbroek natgeregend waren en met soppende schoenen bij het Gästehaus aankwamen, hadden we woensdag geen zin om weer een dag door de regen te lopen. Gelukkig blijft alles in onze rugzakken goed droog (stevig ingepakt in plastic en onder de poncho). Dus na een warme douche en droge kleren verwennen we onszelf met een luxe diner met heerlijke wijn in het beste hotel van het dorp. Dat kunnen we ons veroorloven omdat we gewoon bij de boer slapen, maar wel een boer met wifi. Woensdag 9 juli dus een 'verplichte' rustdag. Wij noemen dat dan een 'dagje toeristendingen doen'; een uurtje uitslapen, op je gemak ontbijten, uitgebreid cappuccino drinken met een krantje erbij, blog schrijven, tijd om een boekje op de e-reader te lezen en 's avonds Nederland-Argentinie kijken in een hotel verderop in het dorp. Ook helemaal prima! Omdat we niks vooraf geboekt hebben kunnen we per dag beslissen wat we doen en dat is een heerlijk vrij gevoel. We veren gewoon mee met de grillen van het weer. Dan krijgt het ook geen grip op je humeur. Laat die berg maar sjagerijnen, wij doen daar niet aan mee! De omgeving is te mooi om er alleen maar in de regenwolken doorheen te lopen. Daarom maken we gewoon even een dagje pas op de plaats. Overigens hebben we ook al prachtig wandelweer gehad. Lekkere 'tussen in dagen' met 24 graden, maar ook al echt warme dagen met 30 graden. Als al het water uit de lucht geregend is, zijn de toppen haarscherp in beeld en kun je extreem ver kijken. Het wisselt elkaar hier in razend tempo af. Vandaag van Lermoos naar Nassereith over de Fernseepass. Langs groene/blauwe bergmeren en een oud fort. Een droge dag zonder poncho's en met mooie uitzichten. Goed dat we een dagje gewacht hebben. De Fernseepas was in de Romeinse tijd een gevaarlijke pas waar in de winter hele groepen reizigers door lawines de afgrond in gesleurd werden. Je kunt je er iets bij voorstellen als je langs de steile wanden loopt. De Romeinen legden zo'n 40 km per dag af. Ze hadden langs de route stations waarop de paarden werden ververst, de mannen konden eten en slapen en daarna gingen ze op nieuwe paarden weer verder. Die 'tankstations' uit vervlogen tijden zijn nu vaak de plaatsen waar wij ook overnachten.

Deze reis is mede mogelijk gemaakt door:

Tiara Tours