2. Praktijktoets
Vandaag is het dan zover. We gaan onze 6 paardrijlessen omzetten in de praktijk. Na overleg met de man van onze gastvrouw Lira en een paar Duitse toeristen die hier gisteren hebben geprobeerd te wandelen en moesten terug keren omdat ze verstrikt raakten in manshoog onkruid, besluiten we om samen met Eles een tocht te paard te maken in het mooie Chon Kemin park in plaats van te gaan wandelen.
Bij gebrek aan paardrijlaarzen en een groot risico op teken en horzels stoppen we de broekspijpen in onze sokken. Het is echt een zeer charmante en professioneel ogende amazone look (not!) maar dat past wel bij onze paarden. Hier geen zadels van leer, maar een stalen frame met een deken er over heen gebonden en teugels van touw. Even iets lastiger om je balans in het vinden, maar de stalen beugel aan de voorkant van het zadel is wel fijn om bij lange ritten je handen op te laten rusten en om jezelf tegen te houden als het paard een steile berghelling afdaalt. Verder ook geen luxe zweepje maar gewoon een twijgje van een boom.
Van 6 lessen van 30 minuten binnen in een manege-bak gaan we nu in één keer naar een dagtocht van 10 uur ’s ochtends tot 6 uur ’s avonds in de bergen. De paarden zijn hier toch net wat kleiner dan in Nederland dus opstappen vanaf de grond lukt redelijk makkelijk. En na even wennen aan het karakter en ritme van het paard, het andere zadel, het buiten rijden, begint dan het grote genieten. Wat ben ik blij dat we die paar lessen gehad hebben, daarom voel ik geen angst, weet redelijk mijn balans te vinden en te houden en beweeg gewoon mee als het paard af en toe zelf aanzet tot draf omdat hij dan net wat makkelijker de berg op- of afloopt. Vooral Erwin’s paard heeft de neiging om onderweg een lekker disteltje of ander groen blaadje mee te snaaien en als hij daardoor achterop raakt loopt hij het gat met de andere drie paarden weer dicht met een drafje. “Ik… eigenzinnig? Nee hoor, ik volg al de hele tijd netjes.”, lijkt hij te willen zeggen tegen zijn baas als die achterom kijkt of alles goed gaat met ons. We rijden inderdaad bij stukken door onkruid dat hoger is dan het paard. Zij worstelen zich echter overal rustig doorheen. Alleen bij de bomen moeten we goed oppassen want de paarden houden wel rekening met zichzelf maar niet met de ruiter die boven op ze zit. Ik heb heel wat zwiepende dennentakken moeten opvangen. We doorkruisen snelstromende bergbeken, waar de paarden zich laven aan het water en lopen over smalle richels langs berghellingen waarover je maar niet teveel moet nadenken. Ik denk op die momenten terug aan de wijze lessen van onze paardrij-instructrice Angelique: ontspan jezelf zoveel mogelijk dan beweegt je paard ook het makkelijkst. Ik leer om er op te vertrouwen dat het paard zijn eigen weg zoekt, zelf ook voorzichtig is en als hij zich af en toe eens verstapt blijkt het toch makkelijker om met vier benen te blijven staan dan met twee.
We trekken stapvoets over de heuvelruggen en genieten van de eindeloze vergezichten. Het gras op de berghellingen is verdord, maar het witte fluitenkruid, de blauwe distels en een oranje soort paardebloemen bloeien nog. De lucht is daardoor verzadigd met de geur van hooi en zomerbloemen. De vlinders en libellen dwarrelen om ons heen. Boven ons hoofd cirkelen roofvogels. Af en toe duiken ze naar beneden op jacht naar een prooi. De schoonzoon van gastvrouw Lira, de eigenaar van de paarden, rijdt vandaag voorop en zingt zachtjes Kirgizische songs. De voetstappen en het gesnuif van de paarden, de leegte, de stilte. Een uitgebreide picknick onder een boom terwijl de vier paarden lekker staan te grazen. Zo is het compleet, zo is het goed. Wat een heerlijke ervaring van vrijheid en rust. Ik ben trots op ons zelf. Drie maanden geleden nog nooit op een paard gezeten en nu rijden we hier buiten door de bergen in Kirgistan. Hoe gaaf is dit?
Bij terugkomst in het guesthouse heeft Lira voor ons hun banja opgestookt als goedmakertje omdat we de avond daarvoor geen water hadden om ons te douchen. Zo besprenkelen we elkaar met pannetjes heet en koud water, wassen het stof en stuifmeel van ons af en controleren meteen nog even op teken. Schoon en fris zitten we vervolgens aan de maaltijd met de man van Lira, haar dochter en schoonzoon en natuurlijk Eles en Marat. De groep van 14 Belgen, die vandaag is aangekomen, eet aan een aparte tafel. Marat, onze chauffeur, is in het guesthouse gebleven en heeft plov voor 25 personen gemaakt. Hij mag thuis van zijn vrouw niet koken en vindt het dus leuk om dit voor ons te doen. Ja, en toevallig zijn we vandaag met zijn vijfentwintigen…Hij vertelt dat hij het gerecht ook al eens op een trouwerij voor 150 personen heeft gemaakt. Ik zeg hem dat vrouwen in Nederland maar wat blij zijn als hun man kookt, terwijl zijn vrouw juist vindt dat hij op haar terrein komt. Wij mogen als eerste proeven uit de pan die al uren buiten op het vuur staat te pruttelen. Het smaakt heerlijk samen met de hete salade van tomaat, komkommer en pepers.
En hoe afwisselend kan je reis zijn, want de volgende dag dobberen we lekker relaxed in het warme Issyk-Kul meer, het grootste meer van Kirgistan. Met zijn 180 kilometer lengte, licht zoute water en zandstrand lijkt het eerder op de zee dan op een meer. Het is ook een meer met een mooie legende. Hier woonde ooit een prachtig mooie vrouw die verliefd was op een arme man uit het dorp. Maar de regerende Kahn zag deze vrouw en wilde met haar trouwen. Toen ze zijn aanzoek afwees was hij zo beledigd dat hij haar opsloot net zo lang tot ze toegaf met hem te trouwen. De vrouw huilde ieder dag zo hard om haar verloren liefde dat het meer zich vulde met haar tranen. En daarom is het water een beetje zout. De echte geschiedenis van het meer is wat minder romantisch want de Sovjet Unie testte hier haar torpedo’s uit. De geïsoleerde ligging, ver weg van Europese pottenkijkers, maakte het meer zeer geschikt voor een Russische militaire basis. Nog steeds is het een geliefd vakantieoord voor Kazachstanen en Russen. Het is een aparte ervaring om hier te zwemmen en dan om je heen de besneeuwde bergtoppen te zien. Terwijl wij proberen een kleurtje op te doen op het strand, probeert Eles juist niet te donker te worden. Waarom willen mensen toch altijd hetgeen wat ze niet hebben?
1. Plov
Nee, dat is niet het geluid waarmee ik van mijn Kirgizische paard val, ter geruststelling van de sceptici onder mijn lieve lezers. Plov is de naam van het nummer 1 nationale gerecht van Kirgistan. Een gerecht met zo’n fantastische naam kun je niet overslaan, vind ik. Het is een soort pilav van rijst met rundvlees, ui, wortel en allerlei kruiden. We eten het samen met het team van Kyrgyz Muras, het Kirgizische reisbureau waar we onze reis bij geboekt hebben: Aida, degene die de reis vanuit het lokale kantoor heeft geregeld, Aina de directrice, Marat onze chauffeur en Eles onze gids/vertaler. Eles en Marat komen ons de eerste avond ophalen bij ons hotel in Bishkek. Het is dan nog steeds 38 graden Celsius en de wind voelt als een warme föhn. Marat rijdt ons over de kaarsrechte brede straten, die zo onmiskenbaar het Sovjetverleden van Kirgistan tonen. We leren al snel dat je op een tweebaans weg ook best met 4 auto’s naast elkaar kan rijden. Marat loodst ons er vlekkeloos doorheen, onderweg een vierkante betonnen ambassade, een enorm Lenin beeld en een busstation met nep gouden dak aanwijzend. Als het maar groot en imponerend is. De gebouwen ogen net zo kil en onvermurwbaar als de Russische douanebeambten in Moskou.
Wat een tegenstelling als we het traditionele restaurant binnen stappen. Een en al warmte en gastvrijheid ontvangen we daar. Je wordt al vrolijk van alle kleurrijke kussens die ze hier tot bijna aan het plafond hebben opgestapeld en op alle banken en stoelen hebben uitgestrooid. De obers groeten met een vriendelijk “Salaam” waarbij ook even de hand op het hart wordt gelegd. Aida en Aina zitten al op ons te wachten aan een tafel vol verschillende Kirgizische salades en versgebakken broden. Aina pakt mijn hand met twee handen vast, kijkt me vriendelijk aan en heet ons hartelijk welkom in Kirgistan. Marat haast zich ondertussen om ons water en een zout nationaal yochurtdrankje in te schenken en Aida en Eles scheppen alle borden vol met lekkernijen. Kyrgyz Muras heeft de goede gewoonte om met al haar gasten op de eerste en de laatste avond uit eten te gaan. En daarom hou ik nou zo van kleine reisbureaus! Ik stel me voor hoe het is als je bij Kras of Oad boekt en dan met de direcetur en het het hele kantoor uit eten gaat….We voelen ons meteen thuis. Het eten is overheerlijk, de sfeer is ontspannen en de gesprekken lopen vanzelf. Daarna veegt Aida de tafel schoon, rolt een grote kaart van Kirgistan uit en vertelt ons wat meer details van onze reis. Op de detailkaart zie je pas goed hoe bergrijk Kirgistan is, 95% is berggebied. Je kunt het amper geloven als je net bent aangevlogen over de lege vlaktes van Kazachstan. Terwijl wij in de kussens hangen en de theepotten leeglurken luisteren we naar haar verhaal en komt de reis tot leven. Wat een fijn begin van onze trip!
De volgende ochtend stappen we weer in de auto bij Marat en Eles en rijden we langs de grens met Kazachstan naar National Park Chon Kemin. Onderweg slaan we af bij de plaats Tokmok (ook al weer zo’n geweldig woord, het betekent overigens hamer) en bezoeken we de Burana toren, het enige overblijfsel van een belangrijke nederzetting aan de noordelijke Zijderoute uit de 11e eeuw. De plaats was destijds zo indrukwekkend dat zelfs Genghis Kahn het spaarde op zijn nietsontziende veroveringstochten. Met een heel smal trappetje kun je naar de top van de toren klimmen, die echter nog maar half zo hoog ligt als in zijn gloriejaren. Vanaf de toren, die vroeger zowel minaret als wachttoren was, heb je een mooi uitzicht over de vlakte en de begraafplaats. Als we later de grafstenen in meer detail bekijken is het toch wel grappig om te zien dat in een land waarin iedereen alleen maar water en thee lijkt te drinken de overledenen allemaal staan afgebeeld met een wijnglas in de hand.
Marat loert tijdens het rijden al de hele tijd naar de aardbeienverkopers langs de weg en na drie keer bijna gekocht te hebben gaat hij voor de bijl. Tevreden komt hij terug met een emmer (!) aardbeien en plant die breed glimlachend tussen Erwin en mij op de achterbank. Hij tovert een plastic zakje voor de kroontjes ergens vandaan en stelt voor dat we maar beginnen met snoepen. Het zijn wilde aardbeien, ze zijn klein en super smaakvol. Eles en Marat eten lekker mee en langzamerhand kleuren al onze tanden, handen en het autostuur rood. Maar ook daar is Marat op voorbereid met een rol keukenpapier. In het restaurant waar we lunchen wassen we de laatste restjes aardbei van onze handen af met heel toepasselijk… aardbeienzeep.
In het guesthouse van Lira is het een gezellige drukte. Hoe meer gasten er binnen druppelen hoe meer kamers de familie in haar huis vrijmaakt. Lira’s eigen familie is al van royale omvang, er is nog een vriendinnetje van haar dochter om te helpen en dan nog een vreemde mix van gasten. Eles slaapt uiteindelijk in de eetkamer op een matje. We delen het avondmaal met 12 anderen en switchen daarbij soepel van Engels naar Duits naar Kirgizisch naar Russisch. Dat krijg je als aan tafel zit met Chinezen die in Canada wonen en in Rusland hebben gewerkt, Duitsers, Hollanders en Kirgiziers.
In plaats van dat we lachen om moppen over Belgen en Nederlanders worden er nu Oost Europese moppen uitgewisseld aan tafel bij een miljoen kopjes thee met biscuitjes met overheerlijke huisgemaakte jam. Eentje om van te smullen:
Medvedev, Obama en Margvelasjvili worden bij God geroepen en God zegt: “Ik ben helemaal niet tevreden over jullie. Het is een puinhoop in jullie landen en ik ga Rusland, Georgië en Amerika binnen een week vernietigen. Ga nu maar terug en vertel het nieuws aan jullie volken.” Obama gaat terug, spreekt de Amerikanen toe en zegt: “Ik heb goed en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat Amerika binnen een week vernietigd wordt. Het goede nieuws is dat ik in dialoog ben met God.” Medvedev gaat terug naar Rusland en zegt tegen het volk: “Ik heb slecht nieuws en verrassend nieuws. Het slechte nieuws is dat Rusland binnen een week vernietigd wordt. Het verrassende nieuws is dat Poetin niet God is.” En tenslotte gaat de president van Georgië terug naar zijn mensen en zegt: “Ik heb goed nieuws en fantastisch nieuws. Het goede nieuws is dat onze vijand Rusland vernietigd wordt en het fantastische nieuws is dat ik tot in de eeuwigheid jullie President blijf.”
Op reis naar Kirgistan
Nog een paar dagen en dan vertrekken we naar Kirgistan. Even testen of alles nog werkt hier. Het is wel de vraag op hoeveel plaatsen we verbinding hebben om onze reisblog te uploaden. Heb dus wat geduld.
Poor men's Galapagos
Poor Men’s Galapagos
Jipijapa, een vrolijkere naam voor een busmaatschappij kan ik me niet bedenken. Dat belooft veel goeds voor onze laatste bestemming Puerto Lopez, een slaperig dorp aan de Stille Oceaan. We laten de machtige Andes Bergen definitief achter ons, we dalen af naar zeeniveau en rijden nu langs uitgestrekte rijstvelden, bananenplantages en palmvelden met kokosnoten. We maken een tussenstop in de tweede hoofdstad van het land, Guayaquil. Een drukke moderne stad, waar ons hotel in een wat desolate buurt bij het vliegveld en busterminal ligt. Maar voor 5 dollar rijdt de taxi je naar el Malecon, de levendige boulevard aan de haven. Het is een grootschalig ontwikkelingsproject waar deze stad zeer trots op is, maar voor ons lijkt het meer op een kruising tussen de Efteling en Scheveningen. Beiden niet echt mijn favoriete verblijfplaatsen. Maar we mengen ons gewoon in de mensenmassa en vinden al snel een terras met cocktails.
De volgende dag reizen we nog 4 uur door met de bus naar Puerto Lopez. De stoffige straatjes van dit relaxte stadje monden allemaal uit in de branding. We hoeven vanuit ons Hosteria Nantu alleen maar de met palmbomen bezaaide boulevard over te steken en dan staan we met het zand tussen onze tenen. De eerste dag besluiten we zo ver als we kunnen het eindeloze strand af te lopen. Dat blijkt een ochtendvullend idee te zijn. Op blote voeten lopen we langs de vloedlijn, de kleine krabbetjes schieten schichtig weg in hun holletjes. Als de rotsen ons doen omkeren, zitten we eerst nog een tijd stil te kijken en te luisteren naar de aan- en afrollende golven. Er is niemand, alleen de zee, de krabben en de vogels…
‘s Middags zwemmen we in het heerlijk warme water. We delen de golven met de pelikanen, die hier aan het vissen zijn. Als ik me op mijn rug laat drijven, zie ik ze een meter boven mijn hoofd scheren en duiken ze links en rechts van me in het water. Zo dichtbij, ik kan ze bijna aanraken.
Er zwemt iets hards tegen mijn arm aan. De reuzenschilpad en ik steken tegelijkertijd verbaasd ons hoofd omhoog uit het water. Oog in oog. Al snorkelend kijk ik hem na als hij over het koraalrif wegzwemt. Deze bijzondere ontmoeting vindt plaats in de wateren rondom Isla de la Plata, het zogenaamde ‘Poor Men’s Galapagos’, the place to be voor iedereen die liever geen 3.000 euro in een week uitgeeft. Maar wat een fantastische alternatief blijkt dit te zijn. Na een uur varen komen we aan op dit beschermde eiland. We maken een wandeling van 3 uur waarbij we de beroemde blauwvoetige Jan van Genten bewonderen. Net als op de Galapagos zijn ze helemaal niet schuw voor mensen. Wat een bizarre ervaring, broedende vogels die hun eieren aan je laten zien, hun jongen showen en dat alles op twee meter afstand. Waar wij grijs worden, geldt bij Jan van Genten: hoe ouder, hoe blauwer. Ik fantanseer hoeveel vrolijker wij er als mensen uit zouden zien als we blauw in plaats van grijs haar kregen als we ouder worden. Daarna bewonderen we de fregatvogels waarvan de mannetjes hun rode borst ballongroot opblazen om indruk te maken. Deze dag dag vallen we echt van de ene verbazing in de andere want op de terugweg rijzen op 100 meter naast onze boot twee gigantische walvissen metershoog uit het water. Het lijkt wel een oefening in simultaan zwemmen, eerst de beide koppen met de knoestige bulten op de kaken, dan de grijze ruggen en tenslotte snijden de staarten door het water. Dan is het twee minuten angstaanjagend stil en dan duiken ze weer op. Ik ben zo onder de indruk dat ik alleen maar: ‘Wow’ kan uitbrengen. En dat iedere keer herhaal als we ze weer zien opduiken. Ze lijken wel te zwaaien met die machtige vinnen en de baby die we zien rolt van zijn witte buik op zijn zwarte rug. Wat een spektakel. Wat een belevenis om dit van zo dichtbij te kunnen zien.
‘s Avonds sluiten we de vakantie af door eerst dit laatste blog te typen in een internetcafe dat heel toepasselijk ‘ Whale cyber’ heet en daarna een overheerlijke kreeft te eten met uitzicht op deze prachtige oceaan.
Ik voel me volmaakt gelukkig. Er is niets mooiers dan reizen…
Een eeuwenoud misverstand
Een eeuwenoud misverstand
Een zijdezachte huid krijg je van deze dos productos voor dos dollars. Dat beweert de busverkoper tenminste terwijl hij zichzelf ondersmeert met zijn eigen dag- en nachtcreme om het te demonstreren. Nee, maar dan die wierookstokjes verkoopster die als een echte drama queen met brede armgebaren uitlegt dat alle pijnen en depressies oplossen in de geurende walm die de bus vult. Wat kan het toch kinderlijk eenvoudig zijn om gelukkig te worden. Ik geniet van de gepassioneerde salespitches die zij doen voor een half in slaap gesukkelde bus. We reizen zes uur naar het zuiden, van Riobamba naar Cuenca. We zien de kleding van de lokale Indianen veranderen van lange zwarte rokken naar rood fluwelen knielange rokken met geborduurde randen. En niet alleen de mensen veranderen, ook de huizen zien we langzamerhand veranderen. Dakpannen in plaats van golfplaten en stro, meerdere verdiepingen in plaats van een verdieping waar het betonijzer nog bovenuit steekt voor als er weer geld is om een tweede verdieping te bouwen en pleisterwerk wat niet alleen voor het zicht op de voorgevel is aangebracht. Cuenca is duidelijk een wat meer welvarende stad dan wat we tot nu toe in de Andes gezien hebben. Het is levendig, met een mooi parkje vlak voor de marmeren treden van de kathedraal die met haar lichtblauw getegelde torens je ankerpunt vormt waar je ook bent in de stad. We eten er op een bankje ons eerste echt lekkere ijsje van deze vakantie.
Cuenca is een stad waarvan de geschiedenis onder de grond ligt begraven. De Inca’s bouwden voort op wat de oorspronkelijke bevolking, de Canaries, hadden opgezet en vervolgens bespaarden de Spanjaarden zich veel werk door de keurige rechte Inca stenen weer in hun gebouwen te gebruiken. Helaas is er door al die recycling weinig te zien uit de echt oude tijden. Bij het klooster zie je nog net een randje Inca fundamenten onder het pleisterwerk uitsteken, maar veel meer is er niet meer. De Spanjaarden lieten vooral veel kerken achter in deze stad, gevuld met goud dat ze van de bevolking ‘gedoneerd’ kregen. De mooie oude koloniale gebouwen met balkonnetjes geven de stad een fijne sfeer.
Cuenca is ook de stad waar de wereldberoemde Panama hoeden worden geweven. In de werkplaats die we bezoeken mag je dat woord echter niet in de mond nemen, wat het is een eeuwenlang voortdurend misverstand dat de Panama hoed uit Panama zou komen. Het verkeerde land heeft hier altijd de credits voor gehad en dat steekt in Ecuador nog steeds. De hoeden worden gemaakt uit de vezels van de scheuten van een palmboom. Vervolgens worden ze zo fijn gevlochten dat de hoeden waterdicht zijn en ook goed beschermen tegen de zon. De Spanjaarden zagen al snel handel in deze hoge kwaliteit hoeden en gingen ze exporteren, jawel via het Panama kanaal. De werkers die bezig waren met het kanaal droegen deze hoeden als onderdeel van hun werkkleding. En zo is het misverstand over dit top product uit Ecuador de wereld in gekomen. Natuurlijk passen we ze, van de klassieke witgebleekte gleufhoeden met zwarte band tot de meer extravangante modellen. Maar een hoed die je in een doos moet vervoeren is voor een backpacker wat minder praktisch, dus we weerstaan de verleiding. Wel een mooi verhaal dat er een Ecuadoriaanse zakenvrouw zoveel geld aan die hoedenhandel heeft verdiend dat ze de overheid diverse malen een lening heeft verstrekt!
De tweede dag hijsen we ons weer in thermoshirt en rijden we van Cuenca op 2.500 meter naar Cajas National Park op 4.000 meter. Daar maken we een mooie wandeling rondom Lake Toreadora. Dit is een zompig, mistig gebied met weer het Paramo landschap wat we ook al op de Chimborazo vulkaan hebben gezien, maar nu heeft iemand e rook nog honderden kleine meren over uitgestrooid. In dit gebied speelt het mos een glansrijke hoofdrol. Het houdt het regenwater en de condens vast en laat dat vervolgens weer los en zo worden de meren via vele kleine stroompjes gevuld met kristalhelder water. Hier dus geen smelwater van gletschers als bron, maar vele mosvelden. Het mos is er in iedere vorm en kleur, een prachtige zachte lappendeken. Gelukkig inmiddels een goed beschermde lappendeken want deze meren vormen de belangrijkste drinkwatervoorziening van Cuenca. Verder geven de bosjes van de Polylepis boom de omgeving een nog mysterieuzer uiterlijk. Dit zijn de hoogste bossen ter wereld, de lage bomen overleven op deze hoogte met hun grillig gevormde rode stammen die een afpelbare bast hebben. Als een ui bestaat hij uit flinterdunnne laagjes die lijken op velletjes papier en daar heeft deze boom zijn bijnaam Paper Tree aan te danken. The Lord of the Rings zou hier zo opgenomen kunnen worden.
We staan op de flank van een bijzondere berg, het water stroomt aan de ene kant naar de Stille Oceaan en aan de andere kant naar de Atlantische Oceaan. Deze berg vomrt precies de scheiding. We lopen een stukje over een oude rum smokkelroute en ergens in mijn, door kille mistflarden omringde, hoofd zegt een stemmetje dat een sipje nu best lekker zou zijn. Wat is het toch een mooie ervaring om in een landschap te zijn wat je nog niet kent. Het is me deze vakantie al twee keer overkomen, de klamme groene wonderwereld in de Amazone jungle en nu weer dit koude ruige, Paramo landschap. Ik word daar heel blij van.
Als we terug zijn in ons hotel warmen we weer op onder de douche, doen een siesta en kijken lekker relaxed luierend vanaf ons bed een filmpje. En dan is het nu toch echt weer tijd voor een Mojito en gaan we voor de tweede keer bij ons favoriete restaurant hier eten. Daar hebben ze de lekkerste lomo, gegrild in een gietijzeren pan overladen met wilde paddenstoelen. Om je vingers bij op te eten…
Friobamba
Friobamba
Schichtig heffen tien Vicunas hun hoofden op, gealarmeerd door onze voetstappen of onze lucht, die na 2 dagen door de bergen lopen zonder douche ook wat dierlijk is geworden. Ze blijven nog even twijfelend staan maar kiezen dan toch het zekere voor het onzekere en rennen weg over een heuveltop. Vicunas zijn elegante afstammelingen van de kameel en ze leven hier in het wild in de hoge Andes. Om elkaar te waarschuwen voor onrustzaaiers zoals wij gebruiken ze een schril klinkend fluitgeluid, het lijkt nog het meest op de roep van een zeemeeuw. Terwijl we ze nakijken stappen we bijna in hun Vicuna toilet, want deze dieren gebruiken een gezamenlijke plek waar ze allemaal hun keutels neerleggen. Plaatsen van wel 2 meter doorsnee, bij voorkeur op het pad. Ze wachten ook netjes op elkaar tot er plaats is op de toilet. Soms zijn er twee van die toiletten vlak naast elkaar, ik denk een heren en dames toilet.
We spotten de Vicunas op de flanken van de vulkaan Chimborazo, met zijn 6.300 meter de hoogste berg in Ecuador. We doen een tweedaagse trekking hier, waarbij we de 4.400 meter aantikken. Voor ons een nieuw hoogterecord te voet. Het weer is op deze hoogte grillig en onvoorspelbaar. Zo vertrekken we op de eerste dag in onze ponchos in de stromende regen, die daarna overgaat in miezer en vervolgens reduceert tot mist. Ons uitzicht blijft die dag beperkt tot een paar honderd meter voor onze doorweekte schoenpunten. Onze gids Luis, voor het gemak heten bijna al onze gidsen zo dit jaar, houdt de moral hoog door ons alle planten aan te wijzen. En dat is best imposant, we lopen namelijk door de Paramo, de typische vegetatie van de hoge Andes met zijn bolvormige struiken, helgroene mossen die aanvoelen als een enorme spons, feloranje en gele bloemen om de weinige bijen die hier zijn te verleiden. Het is een barre omgeving, waar je helemaal niets anders hoort dan stilte en de kille mistslierten maken het nog mysterieuzer. In tegenstelling tot wat je op deze hooget zou verwachten is deze kant van de vulkaan een grote blubberbende. We glibberen dus over de vlaktes wat niet meevalt als je 600 meter omhoog wil komen. Ik ben blij dat we Louis hebben want eigenlijk is er niet echt sprake van een wandelpad, je doorkruist de hoogvlaktes. Een half uur voordat we onze berghut bereiken worden we tegemoet gerend door drie Andes Indianen die heftig gebaren dat we zo snel mogelijk van het pad af moeten en achter een houten hek moeten gaan staan. Vandaag blijkt namelijk de dag te zijn dat alle stieren een inenting krijgen en als ze die net gehad hebben laten ze ze weer los op… jawel, ons pad. We klimmen als echte cowboys op het hek en laten ze aan ons voorbij razen. En dan, als we de laatste bocht naar de berghut ronden, laat de majesteit eindelijk zijn gezicht zien, de Chimborazo in al zijn pracht. Rode rotsen, afgetopt met een enorme gletser, zo rijst hij op uit het grijs groene hoogland. Hij werpt nog wat wolken met lichte sneeuw naar ons toe, maar wij willen hem alleen maar op de foto zetten, nadat we al een hele dag op zijn flanken lopen en hij zich verstopte. Machtig mooi!
In de berghut aangekomen stoken we als eerste de kachel op. We zijn hier samen met een Italiaans stel en hun gids en de man die de paarden ment. Uit de plastic zakken op de paarden komen gelukkig warme slaapzakken en alle ingredienten voor….jawel aardappelsoep! We warmen onze handen, drogen onze sokken en krijgen een heerlijke spaghetti voorgeschoteld. Onze gids blijkt een alleskunner en kan ook prima koken. Het was een pittige dag, het klimmen in de blubber op deze hoogte valt niet mee. Heel veel drinken en zo langzaam mogelijk lopen en dan nog ben je vaak je adem kwijt. Niet raar als je bedenkt dat er nog maar 62% zuurstof in de lucht zit op 4.000 meter. Gelukkig geen echte hoogteziekte ellende, zoals hoofdpijn of benauwdheid. Geen plaats voor luchtig nachtgoed hier, ik trek mijn thermoshirt, legging en sokken aan en wikkel mijn shawl om mijn oren en neus. Heel charmant. Wil je nog een kus voor het slapen gaan, schat. Echt goed slapen doe je alleen niet op deze hoogte, je slaapt licht en wordt veel wakker. We slapen in een stapelbed, waarvan iedere keer als Erwin zich omdraait ik me afvraag of het gaat instorten. Maar we overleven het en de volgende ochtend trekt de bewolking op en schijnt aan deze kant van de vulkaan de zon.
Dit is een berg met lange tenen, ellenlange tenen, die door de talrijke erupties zijn gevormd. Je ziet vele aardlagen boven elkaar. Iedere lavastroom sleepte weer ander material mee naar beneden. De aardlagen geven een inkijkje in de geschiedenis van de vulkaan. Op deze koude maar zonnige dag dalen we af door een desolaat woestijnlandschap. Echt een hele vreemde ervaring, de ene kant van de vulkaan is nat en zompig, de andere kant is woestijn. Hier delen we ons pad met wegschietende salamandertjes.
Uiteindelijk komen we bij een weg waar we opgepikt worden en over een prachtige route terugrijden naar Riobamba, wat zoveel betekent als de rivier in de vlakke vallei. Sommigen noemen het echter Friobamba, omdat de stad omringd is door 5 vulkanen en er dus altijd wel een ijskoude wind van een van die zware jongens komt afrollen.
Ik voel me net een zwerver als we bij ons hotel worden afgezet tussen allemaal nette toeristen met koffers op wieltjes en bij elkaar passende kleding. Daar staan we dan, rugzakje op, smerige wandelschoenen, het zand tot in onze oren, ongewassen, ons haar alle kanten op en een plastic zak in de hand met de paar persoonlijke spulletjes die vervoerd werden op het paard. Maar de hoteleigenaar ontvangt ons allerhartelijkst en jullie hebben geen idee hoe lekker dan de douche is…
Digitaal gehandicapt
Mis amigos, twee dagen geleden zijn onderweg naar Banos in de bus door 3 gewiekste mannen onze Ipad en 2 Iphones gestolen. Vandaar dat een blog bijhouden wat lastiger is geworden. Omdat ik toch zo fijn vind om te doen probeer ik het op alternatieve manieren. Vanuit een internet cafe of zoals nu op een laptop die ik van de hoteleigenaar een uurtje mag lenen, omdat hij het zo´n sneu verhaal vond. Ik kan alleen geen foto´s plaatsen, jullie zullen het dus met mijn verhalen moeten oden. Zo hebben we Zuid Amerika even van haar slechte kant meegemaakt, maar daarna echt super goed opgevangen door depolitie waar we aangifte hebben gedaan in het Spaans. Ook bijna een blogverhaal op zichzelf. Want dat had ik natuurlijk via Duolingo niet geleerd.
Natuurlijk stond ik toen het net gebeurd wasff te shaken van schrik, omdat zowel Erwin en ik al half bewust een slecht gevoel bij die mannen hadden. Net niet attent genoeg geweest. Op verkeerde moment op verkeerde plaats. Gelukkig hebben weonze bankkaarten, paspoorten, camera en reisinfo allemaal nog wel, dushet beperkt zich tot digitaal ongemak tijdens de vakantie en straks als we thuis komen een hoop geregel met de verzekering en alles nieuw aanschaffen. Maar goed, het zijn maar spullen. De dag dat het gebeurde was ik uit het lood geslagen en kon ik niet goed terugkeren naar het fijne gevoel dat ik deze hele reis al heb.Maar goed, de dag daarna zijn we gaan raften in Banos endat was zo spectaculair en vergde zoveel concentratie om in de boot te blijven of als je eruit gedonderd was weer te zorgen dat jeer terug in kwam, dat er geen ruimte was voor negatieve gedachten. Dat hielp, daarna nog een mojito en een super lekkere biefstuk er over heen en nu genieten we weer met volle teugen!
Morgen beginnen we aan onze 2 daagse trekking in de hoge Andes.
Quilotoa loop
Quilotoa loop
Wat een overgang van de stille jungle terug naar de drukke miljoenenstad Quito. De metro is al jaren in aanbouw en daardoor loopt het verkeer hier helemaal vast. Om het toch nog een beetje te laten doorstromen hebben ze politieagenten die eenrichtingsstraten omtoveren naar tweerichtingsstraten. Zo weet je nooit meer welke kant je op moet kijken als je oversteekt. Ze doen dat met fluitjes die klinken als de vogels in de jungle, of verbeelden we ons dat nou maar. In ieder geval klinken ze veel vriendelijker dan de snerpende fluitjes in Nederland.
We maken ´s ochtends een stadswandeling door het oude centrum van Quito met mooie koloniale gebouwen en kerken. We genieten van de gezellige drukte van straatverkopers. Verkopen doen ze hier trouwens niet alleen op straat, maar ook in de bus. Als we ´s middags met een mudvolle bus 22 kilometer voor een kwartje naar El Mitad del Mundo rijden stapt er op bijna iedere halte wel een verkoper in die luidkeels zijn waren aanprijst. Snoep, koekjes, kauwgom, fruit, zelfs ijsjes. Maar onze favoriet is de cd verkoper. Hij stapt de bus in met een mobiele geluidsbox om zijn nek en speelt zijn liedjes af terwijl hij ze zelf luidkeeels meezingt. Hoog mi amore gehalte. Hij weet toch 3 cd´s te verkopen.
El Mitad del Mundo, het middelpunt van de wereld, is een monument ter ere van twee Franse, Spaanse, Ecuadoriaanse missies die op de evenaar en de zuidpool onderzoek hebben gedaan en zo bewijs hebben geleverd dat de aarde niet rond is maar dat de polen plat zijn en de evenaar een bobbel is. We stappen natuurlijk een paar keer over de evenaar heen, maar eigenlijk is dat een beetje nep want de evenaar is eigenlijk een strook van 5 kilometer breed. Maar goed, in een land dat naar de evenaar is vernoemd, is El Mitad del Mundo een must see.
Toch zijn we blij als we de volgende dag opgehaald worden door onze nieuwe gids Luis en we de drukte van de stad uitrijden over een prachtige binnenweg door een patchwork landschap naar het dorp Isinlivi, het startpunt van onze 3 daagse trekking. Onderweg bezoeken we nog een lokale markt waar alle bewoners uit de bergen naar toe komen om te kopen en verkopen. Hier zijn geen toeristen en souvenirs te bekennen, alleen maar praktische handelswaar. Vreemde soorten fruit in de stalletjes, allerlei touw, soeplepels zo groot dat je er in een keer een bord voor een volwassene mee vol schept en de quinoa en mais die op de grond liggen te drogen. Heel handig combineren ze de markt op zondag met een kerkbezzoek, dan hoef je maar een keer uit de bergen te komen lopen.
We lopen van Isinlivi naar Chugchilan en daarna naar het Quilotoa kratermeer om ten slotte te eindigen in Tigua. Als we na de klim over de rand van de krater stappen, brult de wind om onze oren. We zitten inmiddels op 3.800 meter. Overdag zweten we, maar ´s avonds wordt het hier berekoud. Op de evenaar is het precies 12 uur licht, van zes tot zes. We kijken uit naar de warme aardappelsoep en het is hier niet raar om met je muts op aan het avondeten te verschijnen. Iedere avond duiken we om 21.00 uur met een boek onder 4 dekens. Op een overnachtingsadres krijgen we zelfs allemaal een warme kruik mee naar bed.
We slapen in hostals en op een boederij, waarbij Mama Hilda onze favoriet is. Er is ook nog een papa Hilda die gezellig mais zit te pellen op het stoepje als we aankomen. In deze hostals eten, praten en kaarten we samen met mensen van allerlei nationaliteiten en leeftijden.
We genieten volop van het prachtige vulkaanlandschap met groene velden naast grijze zandvlaktes, zoet geurende lupine en de wind die speelt met het grijze gruis van de zachte rotsen en wolken van stof laat wervelen in de kloven. We spotten onze eerste lama´s, worden enthousiast begroet door een ezel die blij is dat er weer eens iemand langs komt die hem tussen de oren kan kriebelen en we ruzien met schapen over de voorrangsregels op dit smalle pad.
Het mooiste heeft Luis voor de laatste dag bewaard. We dalen af in een 600 meter diepe smalle canyon. We zetten onze hakken diep in het zachte gruis en glijden min of meer naar beneden. Dit proces proberen we nog een beetje te controleren met onze beide wandelstokken. Ik voel me net een lawine. Beneden aangekomen zoeken we ons een plek uit waar we via stenen aan de overkant van de rivier kunnen komen, volgen de canyon over de flank en moeten dan natuurlijk ook weer 600 meter omhoog. Onderweg biedt een herder ons nog aan dat we een schaap kunnen kopen voor 80 dollar. We houden het er maar op dat zij niet in onze rugzak past.
We zien boederijtjes ver weg van alles die alleen aardappels en uien verbouwen en dat dan ook drie keer per dag eten. Wel makkelijk, je hoeft nooit na te denken wat je nu weer eens gaat koken, aardappels of aardappels, schat.
Deze laatste regels typ ik voor een snorrende kachel in Tigua, het eindpunt van deze fantastische 3 daagse wandeltocht.