2. Gorilla tracking
En dan sta je opeens oog in oog. Of eigenlijk is dat juist de verkeerde uitdrukking want ze gunt ons geen blik waardig. Als mama gorilla blaadjes eet, eet ze blaadjes. Als jij daar naar wil kijken moet je dat zelf maar weten. Onverstoorbaar zit ze daar, in een splitsing van 2 takken. Met haar tenen houdt ze zichzelf handig in evenwicht, met haar vingers trekt ze eindeloos blaadjes van de tak. We staan op 4 meter afstand ademloos te genieten van het schouwspel. Een lang gekoesterde wens komt uit.
We hebben mazzel want al na drie kwartier spotten de trackers ‘onze’ gorillafamilie, de Mucunguzi familie, bestaande uit 10 apen. Een werkelijk reusachtig silverback mannetje, een aantal vrouwtjes en jongen. Heel moeilijk zijn ze niet te spotten want door hun gewicht trekken ze de ranke bomen gewoon om. Zie je dus een vallende boom en hoor je een hoop luidruchtig geritsel dan zijn ze in de buurt.
Als mama geen blaadjes meer van haar gading kan vinden laat ze zich naar beneden vallen en zakt de familie verder de steile helling af. De trackers hakken een soort van paadje voor ons en glibberend en glijdend over de modder, de varens en de spekgladde boomwortels volgen wij ze. Jezelf vastgrijpend aan alles wat kan voorkomen dat je naar beneden dendert; lianen, takken of een van de 8 groepsgenoten. Het gemak waarmee de gorilla’s zich op deze bijna verticale berghelling in de jungle bewegen zijn wij ergens in de evolutie kwijt geraakt. En onze wandelstokken hebben we, zodra we de gorilla’s zagen moeten inleveren, want als er twee dingen zijn waar ze niet van houden zijn het wandelstokken en rode shirtjes. De jongen slingeren hoger in de bomen en tijdens dit spel ploffen ze regelmatig met luid gekraak naar beneden. En dan ontmoeten we mister silverback himself. Ook hij is zeer relaxed, zelfs als we hem tot op een meter afstand mogen naderen. Nog een stap en je zou hem kunnen aanraken. Er is geen moment oogcontact tussen hem en ons. Hij gromt af en toe eens wat tijdens het bladeren eten. Onze ranger Mir gromt dan geruststellend wat terug. Terwijl iedereen met de camera in de aanslag staat, blijft hij halsstarrig de andere kant opkijken, omgeven door een wolk van dansende muggen. Maar hij toont ons wel zijn brede zilver gestreepte rug en uiteindelijk reikt hij naar een hoger gelegen takje aan de boom en staat hij rechtop tegen de stam. Dan zie je pas hoe enorm hij is. Wat een machtig dier!
We mogen een uur bij de gorilla’s blijven en dan moeten we ze weer met rust laten. Ik ben onder de indruk hoe professioneel dit alles georganiseerd is. Er zijn nog maar 800 gorilla’s in Bwindi National Park. De permits om de gorilla’s te bezoeken zijn zeer gelimiteerd en worden uitgegeven door een soort Oegandese Natuurmonumenten, er mag maximaal een groep van 8 mensen 1 uur per dag bij de gorilla families komen. Wij hadden ze al in januari gereserveerd en toen waren bepaalde data al niet meer beschikbaar. De grote vraag wordt zo streng gereguleerd. De families worden in 2 jaar tijd door de rangers gewend gemaakt aan mensen door ze te tracken en ze dan te observeren. In het begin van deze periode vallen ze de rangers ook regelmatig aan. Komen met veel bombarie op ze af, maar uiteindelijk doen ze meestal niks. Het lijkt me, eerlijk gezegd, toch wel een erg spannend beroep. Uiteindelijk gaan ze in de loop van die 2 jaar de mens gewoon negeren en gaan gewoon door met waar ze mee bezig waren: slapen, spelen of eten. Omdat ze beschermd worden hebben ze ook werkelijk niks van mensen te vrezen. De stropers uit de omliggende dorpen, die voorheen de berg gorilla’s afschoten om goedkoop aan bushmeat te komen, zijn inmiddels allemaal betrokken bij het project. De gorilla’s zorgen voor werkgelegenheid in de regio voor rangers, dragers, trackers, personeel in de lodges, verkoop van lokale producten en handwerk. Ook wordt een gedeelte van het geld dat wij voor de permit betalen geïnvesteerd in sociale voorzieningen in de omliggende dorpen. Zo brengt het iets goeds voor deze behoorlijke arme regio en is een duurzaam systeem voor mens en dier gecreëerd.
Het is al onze tweede wandelsafari in drie dagen. De eerste was in Lake Mbuzo, waar we vanuit ons tentenkamp met een lokale ranger te voet door de savanne trokken. Bij het eerste ochtendgloren op pad. We zien de wilde varkens slaperig uit hun schuilplaats in de bush komen en ons wat verdwaasd aanstaren. De schrikachtige impala’s, waar de hoofdstad Kampala naar is vernoemd, rennen met speelse bokkensprongen van ons weg. Twee grote bruin/zwarte topi’s kruisen de geweien, maar de staarten zwaaien er nog bij, wat betekent dat het eerder spelen dan vechten is. Topi’s hebben een geheugen van slechts drie minuten en dan zijn ze al weer vergeten waarvoor ze ook al weer op de vlucht waren, waardoor ze een makkelijke prooi voor luipaard en leeuw zijn. Daarentegen halen ze dan wel weer een topsnelheid van 65 kilometer per uur. Wie niet slim is, moet hard kunnen rennen. De zebra’s staan rustig te grazen, de zon verovert het terrein, de vogels fluiten, een verdwaalde buffel kijkt ons na terwijl we verder lopen. Het is zo vredig en stil.
Het is altijd een prachtige ervaring om dieren zo in hun natuurlijke omgeving te zien en er tussen door te lopen. Hier wordt een mens zo rustig van!
1. De kunst van het begroeten
Gewoon een vraag stellen is er niet bij in Oeganda. Er gebeurt niks zonder elkaar eerst uitgebreid te begroeten. Dat begint met een gewoon ‘How are you?’ maar daarna worden achtereenvolgens handen geschud en namen en geboorteplaatsen uitgewisseld. Als buitenlander word je vervolgens uitgebreid welkom geheten in het land en wordt er nieuwsgierig naar een korte samenvatting van ons reisschema gevraagd. Het feit dat we 3 weken in Oeganda blijven wordt beantwoord met een tevreden: ‘Iiiiiiiiiiii….’, een soort zacht gilletje van verbazing of tevredenheid. Bij dit alles wordt je getrakteerd op een stralende glimlach van hagelwitte tanden. Na dit ritueel zijn we klaar om een kopje thee te bestellen, een ticket bij een museum te kopen of… Je bent al weer bijna vergeten wat het ook al weer was waarvoor je kwam, voordat je in dit gesprek verzeild raakte.
Op onze eerste avond maken we dit ritueel zelfs op grote schaal mee als we een indrukwekkende dansvoorstelling van de, over de hele wereld optredende, Ndere Troup bijwonen. Het start met een spectaculaire opkomst in het open lucht auditorium, waarbij zeker 15 muzikanten een diepe, tot in al je vezels doordringende, Afrikaanse beat laten horen. Het opzwepende ritme slaan ze op grote trommels die op hun hoofd liggen terwijl ze lopen. Wat een evenwichtskunstenaars! Daar omheen komen de 40 andere dansers en danseressen op, die samen de verschillende clans van Oeganda vertegenwoordigen door hun traditionele dansen te laten zien. De gastheer die de show aan elkaar praat begint uiteraard eerst met een begroeting. Hij laat alle gasten zich aan elkaar voorstellen. Alle landen van de aanwezige toeristen komen aan bod, waarbij er wetenswaardigheden en geintjes worden uitgewisseld. Zo vinden ze ons Europeanen maar erg gestresst en adviseren ze ons om te lopen als een Afrikaan. Dat is een zeer relaxed tempo wat je uren vol kunt houden en waarbij ook de ‘sitting facilities’ van de dames veel mooier uitkomen dan bij onze snelle strakke stappen. Daarna komen alle Oegandese gasten aan bod. In de vele lokale talen die het land rijk is worden allerlei begroetingen gedeeld. Ook hier zijn de goedmoedige geintjes niet van de lucht. Het was ons al opgevallen dat Oegandezen een beetje slordige Engelse uitspraak hebben, maar dat wordt helemaal kraakhelder als de gastheer de Oegandezen vraagt om achtereenvolgens de woorden ‘heart, hut, had en hurt’ te laten uitspreken. Het klinkt 4 keer exact hetzelfde. Ze moeten er zelf nog het hardste om lachen. OK, we zijn een half uur verder, maar het is mooi om te zien hoe er door dit ritueel opeens een samenhorige groep ontstaat die samen lol heeft en geniet van een wervelende dansshow.
Als ik dan denk aan hoe ik in Nederland soms zakelijke e-mails krijg waar nog niet eens mijn naam boven staat. Of mensen die zonder goedemorgen te zeggen of een hand te geven gewoon meteen ter zake komen. Het zou hier ondenkbaar zijn, de business zou aan je neus voorbij gaan.
In de hoofdstad Kampala bezoeken we het paleis van de koning van Buganda. Nee, dit is geen spelfout, Oeganda heeft nog steeds 4 ceremoniële koninkrijken met ieder een eigen koning, naast haar president. Die koningen heeft het land sinds mensenheugenis, maar ten tijde van het regime van president Obote en Idi Amin zijn ze afgeschaft om de macht meer te centraliseren bij deze dictators. Later werden de koninkrijken weer in ere hersteld. Je merkt dat de mensen meer van hun koning houden dan van hun president. Kampala ligt dus in het koninkrijk Buganda, men spreekt er Luganda en uiteindelijk is het onderdeel van het land Uganda. De koning woont overigens niet meer in het paleis omdat er op deze plek zoveel bloed gevloeid is ten tijde van Idi Amin, die van het paleis een militaire basis maakte. In de onmenselijke martelkamers was geen ontsnapping mogelijk. De overvolle cellen kwamen uit in een waterbak die onder stroom werd gezet. In de halfdonkere gangen grijpt de geschiedenis je bij de keel. Op deze kleine oppervlakte kwamen meer dan 20.000 mensen om. Wanhopige, willekeurig opgepakte ‘rebellen’ zetten hier hun vingerafdrukken op de muren in de hoop dat ze na hun dood ooit nog geïdentificeerd zouden kunnen worden.
Ook bezoeken we de tombes waar de vier laatste koningen van Buganda begraven werden. Mooie ronde rieten huizen (dit kun je echt geen hutjes meer noemen) waarin ze hun laatste rustplaats kregen. De 84 (!) vrouwen van de laatste koning (of de nakomelingen van hen) wonen in de hutjes om de tombes heen om hem te eren, ook na zijn dood. Je zou verwachten dat je hier als toerist in de rij moet staan voor een kassa, maar die is er niet eens. We krijgen gewoon een rondleiding met zijn tweeën en worden door een aantal van de 84 vrouwen persoonlijk hartelijk welkom geheten.
Als er een ding bijblijft als eerste indruk is het de vriendelijkheid van de mensen. Bijzonder hoe dat behouden is gebleven ondanks de roerige geschiedenis van het land. Het moet diepgeworteld in de genen zitten.
Naar Oeganda
Beste vrienden en familie,
Nog een paar dagen en dan vertrekken we naar een nieuwe, tot de verbeelding sprekende, bestemming: Oeganda, de parel van Afrika. Dit berichtje is een testje of alles op deze reisblog nog werkt. We vinden het een leuk idee dat jullie straks weer met ons meelezen. Met vriendelijke reisgroet, Erwin en Marianne
7. Schoonmoeder's tong
Via een weg vol haarspeldbochten en gemene puntige stenen, die zeer toepasselijk ‘schoonmoeder’s tong’ heet, dalen we af van het hooggelegen bergmeer Son Kol naar het stadje Kochkor en daarna door naar de hoofdstad Bishkek. We rijden de warmte tegemoet, ieder uur kan er een laagje kleding uit.
Kochkor is het geboortedorp van Eles en haar moeder komt in de lunchpauze van haar werk speciaal even naar buiten om ons te ontmoeten. Ze wil nu ook wel eens met eigen ogen zien met wie haar dochter nu al bijna drie weken op pad is. Midden op een zanderige weg worden we hartelijk omhelst en gekust, terwijl het verkeer om ons heen krioelt.
Het Son Kol meer ligt op 3.000 meter en staat erom bekend dat je er vier seizoenen in één dag kunt meemaken. Gelukkig schijnt de zon als wij aankomen, maar ’s nachts wordt het op deze hoogte ijzingwekkend koud. De zuidkust van het meer is wit gestippeld met yurts van herdersfamilies die hier de zomer doorbrengen. De meeste families hebben vier of vijf yurts waarvan ze er een paar verhuren aan toeristen. Op één yurt zie ik zelfs een optimistisch bordje ‘hotel’ hangen. Wij slapen bij de familie van Rosa en zij heeft de fijne gewoonte om direct na het avondeten in de vier gasten yurts de kachel een beetje op te stoken zodat je warm naar bed gaat onder een 15 centimeter dik pakket van dekens.
Wij genieten tijdens een paardrijtocht langs de kust van het Son Kol meer van de vele kleuren die het water aanneemt. Moeiteloos worden groen en blauw in alle schakeringen aan één geregen. Onderweg komen we kuddes koeien, schapen, paarden en yaks tegen die met hun herders over de vlaktes dwalen. De bergen rondom het meer hangen in een mystieke waas, soms kleuren ze grijs en bij de zonsondergang gaan ze van oranje naar paars. Het is net een toverbal.
Als we terug komen van onze tocht te paard is er een groot Kirgizisch gezelschap aangekomen bij Rosa’s yurtcamp. 18 collega’s uit Bishkek die hier hun jaarlijkse personeelsuitje vieren. Dat gaat er wat anders aan toe dan bij ons. Het schaap dat ’s ochtends nog aan het washok stond vastgebonden wordt, na het uitspreken van diverse gelukswensen voor elkaar, geslacht. Eerst wordt er brood met jam gegeten, daarna volgt een onafgebroken rij schalen vol met schapenvlees. Dit alles wordt weggespoeld met wodka. Één van de mannen diept uit een ver weggezakt deel van zijn geheugen wat Engelse woorden op en blijkt in diverse Europese landen gewerkt te hebben. Zijn eerste baas was zelfs een Nederlander. Later biedt hij ons, als zijn ‘beste vrienden uit Nederland’, natuurlijk ook een glaasje wodka en een schapenpoot aan. Als wij al lang in bed liggen klinken hun stemmen nog steeds naast onze yurt. Midden in de nacht vergist ook één van de mannen zich en word ik wakker van een zaklampje dat in mijn ogen schijnt. Met een haastig gemompeld “excuse me” maakt hij zich weer uit de voeten. Die yurts lijken ook allemaal zo verdomd veel op elkaar…
De laatste dag brengen we in de hoofdstad Bishkek door. We slenteren over de uitgestrekte bazaar waar de noten, kruiden en broden hoog opgestapeld heerlijk liggen te geuren. Het art museum laat prachtige traditionele vilten kleden zien en ook moderne mode, die afgeleid is van de authentieke nomadenkleding. In deze stad viert de Kirgizische variant van de V&D nog hoogtijdagen. Van roze beha’s tot moderne mobieltjes tot wanstaltige staande klokken, alles van Chinese makelij is er verkrijgbaar. Verder heeft de stad nog steeds een communistische uitstraling met vierkante betonnen flats, kolossale overheidsgebouwen en een overvloed van beelden van beroemde mensen in de parken.
En dan breken toch echt de laatste uurtjes aan. Een beetje weemoedig beginnen we aan ons afscheidsdiner samen met twee andere Belgische gasten en weer het hele team van reisbureau Kyrgyz Muras. Eles, die onze mond en oren was gedurende deze indrukwekkende reis en ons in staat stelde te kunnen praten met de lokale families. Marat, onze chauffeur van de eerste week die zo’n heerlijke positieve energie om zich heen heeft hangen en Ybek, onze chauffeur van de laatste week die zo zorgzaam mijn blaren verzorgde. Met elkaar waren we drie weken een soort familie, zo close, we beleefden alles samen, sliepen zelfs samen. Als wij ze bedanken voor de onvergetelijke herinneringen, die we mee naar huis nemen, komen Marat en Ybek opeens met souveniertjes voor ons op de proppen. Het moet niet gekker worden! Dan zegt Marat, alsof het heel gewoon is, dat hij vannacht om 03:00 uur opstaat om ons mee uit te zwaaien op het vliegveld, terwijl Ybek en Eles dat samen al doen. En Eles zegt met tranen in haar ogen dat ze iedere dag gaat appen. Het raakt me.
In mijn bed mijmer ik nog wat na en schrijf deze laatste update voor ons reisblog. Wat zou ik graag onze politicus Geert Wilders verplicht op stage willen sturen naar Kirgistan. Dat hij met zijn Islamfobie zelf eens ervaart hoe zorgzaam, hartelijk en open mensen zijn in dit land waar 95% Moslim is. Kunnen wij Nederlanders eerder een voorbeeld aan nemen dan dat we er vooroordelen over hebben. We komen thuis met prachtige ervaringen om te koesteren. Eén ding is zeker, Kirgistan verdient meer bekendheid.
6. Trekking naar Naryn
Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik wakker wordt van langs galopperende paarden. Machtig mooi gezicht om de paarden met wapperende manen zo in het wild over de eindeloze jailoo te zien rennen. Ons kleine koepeltentje staat iedere nacht naast een yurt waarin de herders gedurende de vier zomermaanden wonen. We hebben voor de acht dagen trekking van Bokonbaevo naar Naryn ons eigen drinkwater, eten voor de lunch, koepeltentjes en slaapzakken bij ons. Gelukkig wordt dat allemaal iedere ochtend in oude vlaszakken met versleten touwtjes op twee paarden gehesen en hoeven wij alleen maar onze dagrugzakjes te dragen. Op het einde van iedere wandeltocht, blijkt er toch weer ergens in deze leegte een yurt te staan waar we mogen aanschuiven voor het avondeten. Belangstellend bekijkt de hele familie onze tentjes en de slaapmatjes die je met twee handen kan oppompen. Een yakherder probeert onze telescoop wandelstokken uit, wil weten waar het blauwe waterslangetje van mijn camelbag voor dient en probeert mijn zonnebrandcrème breed lachend uit op zijn bruine verweerde huid. Bij een andere familie is de enige Engelse zin die de gastheer kent: “Hello, I love you.” Dat beantwoorden wij dan maar gewoon met “I love you too”. Gelukkig hebben we Eles bij ons die de gesprekken met iets meer diepgang kan vertalen. Wel is zij in iedere yurt het slachtoffer van goedmoedig gepest. Iedereen wil van haar weten of ze als 23-jarige al een vriend heeft en of dat dan iemand met vee is. Als blijkt dat zij geen koe kan melken en het nomadenleven niet echt ambieert, blijft ze het mikpunt van flauwe grapjes. Maar met haar open karakter weert ze zich prima en buigt ze de gesprekken handig een andere kant op.
In iedere yurt is het rondom de kachel een gezellige drukte, je schopt je slippers of schoenen bij de voordeur uit en ploft neer op een van de kleurrijke matjes die rondom het veel te kleine tafeltje op de grond liggen. Omdat er niet genoeg ruimte is om met zijn allen aan dat tafeltje te eten, hangt iedereen zonder enige gène tegen elkaar aan. Je arm laat je leunen op de knie van je buurman en als je even van houding wilt wisselen, wisselen er drie mensen mee. De botjes in het eten worden tot op de laatste draad afgekloven en wij krijgen iedere keer te horen dat we hier in de bergen meer moeten eten; meer boter, meer vet, meer vlees, meer aardappels. Terwijl we natafelen met zo’n theepot met een schier oneindige bodem, staat de zoon des huizes de kymuz 30 minuten te karnen met een houten stok in een enorme leren zak. Natuurlijk ontkomen we hier niet aan een kommetje gefermenteerde paardenmelk, maar ik moet zeggen, hij smaakt hier toch al iets beter dan in Mongolië. Het is ook heel gewoon om even languit te gaan liggen uitbuiken op een matje, als je ondertussen maar gewoon blijft mee praten. En dan, meestal zo’n half uurtje nadat de laatste hap genuttigd is, pakt de gastheer zijn deken en kussen van de stapel en zegt dat hij naar bed gaat. Lekker duidelijk, zonder allerlei ingewikkelde beleefdheden. Liefdevol worden we overal uitgenodigd om ook in de yurt te komen slapen in plaats van in onze tent. De families vinden dat maar koud, je kunt beter naast de kachel liggen in hun ogen. Hoofdschuddend geven ze ons voor de zekerheid een extra deken mee. Maar wij geven toch de voorkeur aan de frisse buitenlucht, ondanks dat de temperatuur hier ’s avonds razendsnel daalt. Wij hijsen ons dus in ons thermo ondergoed, houden onze sokken lekker aan, doen voor de show nog wat wasbewegingen met een wettie en vallen dan in slaap terwijl het om ons heen compleet stil is. Het ochtendritueel speelt zich hier al heel vroeg af want de mannen zijn om vijf uur al weer in de weer met het vee. De families waken vaak over wel 1000 schapen, tientallen koeien of yaks en een groep paarden. Dat is slechts gedeeltelijk hun eigen vee, ze worden ook door andere families betaald om hun dieren mee te nemen naar de bergweiden.
Overdag lopen we door de meest ruige landschappen. De boomgrens zijn we voorbij, we steken meerdere bergruggen dwars over en dalen dan weer af naar een jailoo die bezaaid is met willekeurig weggeworpen rotsblokken en grote schapenkuddes. We lunchen onderweg op de meest fantastische plekken in de vrije natuur. Onze paarden grazen hun buik ook even vol en worden vaak nieuwsgierig begroet door de loslopende paarden. De schaapherders die de hele dag alleen bij het vee zijn komen meestal wel even op hun paard aan rijden om ons te begroeten en zitten duidelijk om een praatje verlegen. Zeker als we net aan het lunchen zijn, bieden we ze altijd wat te eten aan wat zij dan relaxed schuin in het zadel hangend smakelijk opeten. Buiten herders, een verdwaalde toerist en een paar hele stoere mountainbikers uit Sint Petersburg kom je hier niemand tegen. De stilte is immens, acht dagen lang, de ene berg na de andere rolt zich voor ons uit. Wild klaterende bergbeken die zich voegen bij de grote kristalheldere stroom in de jailoo. Prachtig om te zien, niet altijd makkelijk om over te steken. We zoeken iedere keer een plek waar de paarden er door heen kunnen en vervolgens een plek waar wij als mensen er door heen kunnen. Onze lokale gidsen Asylbek en Joomart helpen ons door wat extra stapstenen in de beek te gooien en ons een hand toe te steken. Zij lopen zelf de hele tocht op hun slippers, alleen als het koud wordt doen ze daar een paar sokken in. Asylbek knipt het prijskaartje er nog af op de eerste dag, dit is een investering die hij doet voor ons. Als de beken echt te wild worden, wordt de bagage van de paarden gehaald en steken we te paard de rivier over. Eén van ons voorop en Asylbek of Joomart achterop. Ook voor het paard is het niet altijd makkelijk om zich in de waterstroom staande te houden. Zeker niet als hij dat vier keer moet doen, eerst met de bagage, dan met Eles, dan met mij en dan met Erwin. Ik blijf me verbazen over het uithoudingsvermogen, de kracht en de gehoorzaamheid van deze dieren.
De jailoo’s liggen meestal tussen de 3.000 en 3.500 meter hoogte. Een hoogte die nog prettig is om te slapen. Op de tweede dag trekken we door een pas die op 3.900 meter ligt. Een hele pittige klim van meer dan 1000 hoogtemeters met toch beduidend minder zuurstof in de lucht dan je gewend bent. Bijna boven gekomen bereiken we de sneeuwgrens en horen we de stenen van de rotshellingen afrollen, gelukkig op veilige afstand. Op het einde van de vijfde dag wordt het weer ons echter wat minder goed gezind en gromt de donder door de kloof waar onze yurt staat. De bliksem knettert onheilspellend. Tussen de regenbuien door zetten we tentjes op, maar ook de volgende ochtend regent het nog flink en hangt de top die we op de zesde dag zouden beklimmen in de regenwolken. We besluiten niet verder omhoog te gaan met dit slechte weer omdat de afdaling normaal al een steile uitdaging is en in de regen gevaarlijk wordt. We moeten dus terug en naar een ander lager pad lopen dat echter veel langer is. Na diverse forse regenbuien regelt Asylbek in een dorpje een oude vrachtauto waar we allemaal in passen. De paarden worden de open laadbak in geleid en dan volgt er een prachtige rit over een hobbelige bergweg vol gaten door de ongerepte en overweldigende Canyon van Naryn naar het yurtcamp. Wat een onverwachte mooie belevenis zo.
Joomart is een praktiserend Moslim, hij bidt vijf keer per dag In de richting van Mekka. Na de lunch in de natuur pakt hij een matje en leest uit de Koran. Ik denk dan ook in eerste instantie dat het beduimelde boekje in zijn borstzakje een Koran is maar het blijkt een versleten Russisch-Engels woordenboekje te zijn. Hij is zichzelf Engels aan het leren. Iedere dag oefenen we 10 nieuwe woorden door voorwerpen aan te wijzen en het Engelse woord erbij te zeggen. Op het einde van de acht dagen trekking kennen wij een beetje Kirgizisch en hij een beetje Engels.
5. Eagle hunting
Vandaag zijn we op pad met Kadirdin Shermanbetov, the eagle man. Terwijl wij door zijn zoontje van zes jaar te paard naar een plek in de bergen worden geleid, wordt de arend in de achterbak van een uit elkaar vallende auto gezet. Kadirdin rijdt met de arend naar diezelfde plek in de bergen, waar hij vervolgens ook op een paard stapt. De arend draagt hij op zijn arm, maar omdat zo’n beest toch zeker vijf kilo weegt zet hij een houten wig op zijn zadel waar hij zijn onderarm op kan laten steunen. De arend heeft nu nog een kapje voor zijn ogen, maar schreeuwt al opgewonden. We rijden stapvoets door een veelkleurig grand canyon-achtig landschap met het blauwe Issyk Kul meer op de achtergrond. Alleen de rit te paard door deze wilde natuur is al fenominaal. Kadirdin staat op de rand van de canyon, haalt het kapje van de ogen van de arend en laat hem de kloof af speuren. Arenden kunnen een prooi op 2 kilometer afstand spotten. Meteen bij de eerste keer hebben we geluk, de arend slaat zijn machtige vleugels uit en Kadirdin laat hem los. In duizelingwekkende vaart scheert hij door het dal recht op een marmot af. Zijn beide klauwen grijpen zich vast in het dier, Kadirdin rent ondertussen de helling af op weg naar de arend om de prooi van hem over te nemen. Helaas zit de marmot tussen hoog taai gras waardoor de arend zijn vleugels niet goed kan inklappen. De marmot ontsnapt voordat Kadirdin ter plekke is. De arend gaat gefrustreerd op een rots zitten. Maar na een tijdje mokken keert hij terug naar Kadirdin. Wat een mooie samenwerking is dit tussen mens en dier, ze jagen echt als koppel. Kadirdin vertelt dat hij de arend heeft gevangen toen hij ongeveer één jaar was omdat hij dan al heeft leren vliegen en jagen van zijn moeder. Daarna volgen een paar maanden intensieve training om de band tussen mens en dier te bouwen. Volgens de traditie laten ze de vogel na 10 jaar samen jagen weer vrij. Een arend kan 70 jaar oud worden, dus dan heeft hij nog een mooi vrij leven voor de boeg.
Zijn zoon werkt al goed mee, maar toch moppert zijn vader op hem dat hij meer op het paard zou moeten zitten en minder tijd aan zijn mobiele telefoon moet besteden. De opvoedingsproblematiek is hier al niet anders dan bij ons. Maar volgens mij is er niks mis met de paardrijvaardigheden van zijn zoon, want als zijn vader het laatste stuk weer met Eles en de arend in de auto aflegt, komen de twinkels in zijn ogen. Hij kijkt Erwin en mij ondeugend aan, zegt “jiha”, spoort zijn eigen paard aan tot draf en kijkt of we volgen. Zo draven we door het dorp terug naar het huis van Kadirdin, die tevreden opmerkt dat we paardrijden als Kirgizen en niet als toeristen. Nou is dat zeker een beetje teveel eer, maar feit is wel dat we ons steeds zekerder voelen op een paard.
Kadirdin heeft al meerdere keren op de Nomad Games het onderdeel eagle hunting gewonnen. Vol trots laat hij later thuis al zijn prijzen zien. Op de Nomad Games mogen ze niet meer op levend wild jagen, maar jaagt de arend op een vossenvacht die voortgetrokken wordt aan een lang touw achter een paard. Degene die als eerste de vacht te pakken heeft wint. Ook dat onderdeel demonstreert hij samen met zijn zoon voor ons op de vlakte. Zodra de kap voor zijn ogen wordt weggehaald heeft de arend direct de vossenvacht in het vizier en duikt erop af. Hij laat zijn ‘prooi’ pas los als hij een stukje rauw vlees krijgt van Kardirdin. Deze beloning is nodig omdat de arend anders zijn interesse voor het jagen op een pels verliest.
Eagle hunting is Kardirdin’s grote hobby, een traditie van vader op zoon die nog maar door een beperkt aantal mannen wordt voortgezet. Zijn vrouw heeft thuis eten voor ons klaar gemaakt en we worden aan zijn hele familie voorgesteld. Hij vertelt verbolgen dat er ook reisorganisaties zijn die toeristen 20 euro laten betalen om alleen maar een foto van een eagle man te maken. Hij waardeert het dat wij er een hele dag voor uit trekken, vragen stellen en onder de indruk zijn van de jacht. Als hij hoort dat deze dag de reden is dat we speciaal paardrijles hebben genomen glundert hij van oor tot oor. Op het eind van de dag krijgt Erwin een vilten Kirgizische hoed van hem en ik een vilten ketting van zijn vrouw. Hij benadrukt dat een traditionele hoed in Kirgistan erg belangrijk is, het is een persoonlijk kledingstuk dat je nooit aan een ander uitleent. Schoenen, jassen en slippers worden hier met het grootste gemak onderling gedeeld, maar zo niet een mannen hoed. Er wordt bij het afscheid uitgebreid geknuffeld en er wordt ons op het hart gedrukt dat we altijd welkom zijn in zijn huis als gasten en niet als toeristen. Zonder dat we elkaar verstaan lees ik ontroering in zijn ogen. Hij heeft het oprecht net zo’n fijne dag gevonden als wij.
4. Jeti Ögüz
Het zijn altijd weer de vrouwen die de problemen veroorzaken…Zo ook bij de zeven stieren oftewel de Jeti Ögüz, een indrukwekkende rotsformatie die bestaat uit zeven gloedvolle rode rotsen. Of acht, afhankelijk van hoe je telt. Maar tel je er acht dan is dat omdat je twee rotsen apart telt die eigenlijk samen een gebroken hart vormen. Je moet natuurlijk wel een beetje je best doen om de legende te laten kloppen. Lang geleden waren er twee Kahns waarvan de één verliefd werd op de vrouw van de ander en zoals dat in die tijd ging, dan stal je haar gewoon. De van zijn vrouw beroofde Kahn zocht wraak en wilde met zijn hele stam ten strijde trekken. Gelukkig waren er ook in die tijd ‘diplomaten’ en die adviseerden de bestolen Kahn om alleen de vrouw in kwestie te doden want dan bezat de andere Kahn een dode vrouw in plaats van een levende. Oorlog voeren werd dan vanzelf overbodig. Zo gezegd, zo gedaan. Er werd een plan bedacht waarmee de Kahn naast zijn gestolen vrouw kon zitten bij een begrafenis. Nu is het hier gebruikelijk om bij een begrafenis dieren te slachten, dus toen er zeven stieren waren geslacht, stak vervolgens de Kahn met hetzelfde mes zijn weggeroofde vrouw dood. Uit haar hart gutste echter zoveel rood bloed dat het de karkassen van de zeven stieren meespoelde de vallei in en ze rood kleurde. En zo is het lijden van deze vrouw vereeuwigd in zeven zeer fotogenieke bergen.
We komen bij Jeti Ögüz via Karakol, een oude Russische legerbasis aan het oostpuntje van het eindeloze Issyk-Kul meer. Zowel de moskee als de Russisch orthodoxe kerk zijn hier van hout. De moskee is een bont pallet van kleuren en de Chinese architect heeft zich uitgeleefd, zodat het gebouw meer weg heeft van een Chinese tempel dan van een moskee. De Russisch orthodoxe kerk is daarentegen sober qua kleurstelling. Zowel voor de moslims als de Orthodoxe gelovigen moet het zeer onterend zijn geweest dat de gebouwen in de Sovjettijd gebruikt zijn voor allerlei andere doelen, van opslagplaats tot zelfs danssalon. Toen Kirgistan onafhankelijk werd in 1991 zijn de gebouwen terug gegeven aan de gelovigen en doen ze nu weer dienst als gebedshuizen.
In een kneuterig museum bij Karakol dromen we weg in vervlogen tijden bij de oude kaarten, dagboeken en tekeningen van wereldreiziger Nikolai Przhevalsky. Hier geen multi media shows, touch screens of andere moderne interactieve displays. Wel een wat mottig opgezet Przhevalsky paard dat ons droevig aankijkt. De Rus was de ontdekker van dit wilde paard dat naar hem vernoemd is. Rondom 1860 maakte Przhevalsky vier grote ontdekkingsreizen door deze regio. Eigenlijk was hij de Livingstone van Centraal Azië. Zijn droom was om in Llassa in Tibet uit te komen maar dat heeft hij nooit bereikt omdat hij op één van zijn reizen tyfus opliep door vervuild water uit een riviertje te drinken. Natuurlijk was hij een op en top avonturier maar tegelijkertijd was hij ook militair en een beetje spionage on the site maakte dat Rusland zijn reizen bleef financieren. Hij bracht de volken, flora en fauna van Centraal Azië voor het eerst in kaart. Ondanks zijn detaillistische en soms lyrische beschrijvingen van de gebruiken van de verschillende stammen die hij ontdekte, bleef hij altijd op deze mensen neerkijken en meende hij dat Russische invloed het enige redmiddel was om hen beschaving bij te brengen. Nu was hij natuurlijk niet de enige die er in die tijd zo over dacht...
De volgende dag rijden we al weer door een kloof met prachtig rood gelaagd gesteente. Samen met het groene struikgewas en de wild stromende bergbeek levert het een indrukwekkend schouwspel op. We lopen naar een waterval verderop aan de beek en poedelen in een natuurlijke warmwaterbron. Boven de bron heeft men een betonnen yurt gebouwd, die je voor een half uurtje kan gebruiken. Een loeiheet water bad en dan het pad oversteken en afkoelen in de ijskoude bergbeek. Heerlijk! Nog met de zwavellucht van de warmwaterbron in onze haren schuiven we daarna aan bij een honingproeverij van een Russisch echtpaar dat hier in de zomer met een woonwagen en hun bijenkasten op de bloemrijke berghellingen verblijft. Naast hun woonwagen staan plastic emmers vol met honing waar je de bijen nog op ziet drijven. Verser kan het niet. We proeven honing wodka, fijngestampte honingraad en drie soorten honing. Misschien ligt het aan de sfeer of de plek, maar de honing smaakt zo puur, zo zacht dat je niet kunt stoppen met telkens een theelepeltje in de pot te stoppen en af te likken. Hier geen mooie etiketten met logo’s en ingredientendeclaraties, maar gewoon een blanco plastic pot of fles. We kopen een flinke pot maar de honing blijkt zo goed te combineren met al die kopjes thee die we hier drinken en de pannenkoekjes waarop we regelmatig aan het ontbijt worden getrakteerd dat we eerlijk moeten toegeven dat hij na drie dagen al bijna leeg is.
3. Eles en Marat
De steentjes springen weg onder mijn wielen en de handremmen laten rode strepen achter in mijn handpalmen. Wat onwennig begin ik aan de afdaling, maar al snel vind ik mijn tempo en laveer ik - voor mijn doen- redelijk behendig tussen de stenen door. Samen met Eles en Arie en Hans, twee andere Nederlandse gasten uit het yurt camp, mountain biken we 42 kilometer door de bergen en dalen af door een prachtige nauwe kloof bij Grigorevka. We picknicken op de top, nadat we in de laagste versnelling naar boven zijn gekropen. Sommige stukken waren zelfs daarvoor nog te steil, dus dan zat er niks anders op dan lopen met de fiets aan de hand. Pittig tochtje! Maar we genieten volop van de bergweiden met nieuwsgierige koeien en overstekende schaapkuddes. Met recht wordt Kirgistan wel eens het Zwitserland van Centraal Azië genoemd. We ruilen de restjes van onze lunch tegen vers water bij een Kirgizische familie die op de top woont. Na 600 hoogtemeters omhoog en weer vol in de remmen omlaag kunnen we tevreden een douche nemen in het yurt camp. En met wat een fantastisch uitzicht! Vanuit het open douchehokje op het terrein kijk je zo uit op de besneeuwde bergen. Deze vakantie is wel een uitdaging voor onze zadelbotjes; eerst een dag op het paard, dan een dag mountainbiken en vaak zittend op de vloer eten. Die botjes zijn dus blij met de uurtjes die we door brengen in de auto van onze chauffeur Marat.
Marat heeft me op de eerste dag al omgedoopt naar Marina en na nog een paar dagen is dat afgekort tot Maria. Dat blijft zo tot het einde van de reis. Eles en Marat, het is een mooi span samen. Eles is onze gids/vertaalster en ze is studente Engels, leeft in de stad Bishkek en is 23. Marat heeft vee, een koksopleiding en is 48 jaar. Duidelijk voorbeeld van old school en new school. Waar Eles op de navigatie van haar telefoon de weg zoekt, deelt Marat hier en daar een sigaret uit aan lokale mensen en komt zo aan zijn route informatie. Vervolgens kunnen ze, net als een getrouwd stel, goedmoedig kibbelen over wie er nu gelijk heeft. Eles schakelt met Google Translate moeiteloos van Kirgizisch, naar Russisch naar Engels om iets moeilijks duidelijk te maken, Marat wijst dingen aan en praat gewoon door in het Kirgizisch. Eles schenkt overal een onuitputtelijk aantal kopjes thee voor ons in, Marat focust op het eten en bietst zelfs af en toe iets lekkers van een andere tafel weg voor ons. Eles steelt de harten van alle families waar we slapen door haar open en spontane karakter, Marat neemt altijd iets te eten voor ze mee. Zo laat hij de restjes van onze lunch in een doggy bag inpakken, regelt een potje honing of wat fruit. Meer complementair kunnen twee mensen haast niet zijn.